ECLI:NL:HR:2002:AF0078
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onroerendezaakbelastingen en rechtsbijstand door derden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 27 april 2001. De zaak betreft een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 1997, opgelegd aan belanghebbende voor het genot van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Q. De aanslag, ter hoogte van ƒ 4488, werd na bezwaar door het college gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag vernietigde. Het college stelde cassatie in en belanghebbende diende een verweerschrift in, alsook een incidenteel beroep in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de stukken van het geding aantonen dat belanghebbende beroepsmatig rechtsbijstand heeft ontvangen van een vennootschap onder firma, wat door het Hof onjuist werd beoordeeld. De Hoge Raad stelt dat de vennootschap onder firma als een derde moet worden aangemerkt in de zin van de relevante wetgeving. Dit leidt tot de conclusie dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van door een derde verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad verklaart zowel het principale als het incidentele beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en het college, en vermindert de aanslag tot ƒ 4481 (€ 2033,39). Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor de cassatie en ƒ 1065 (€ 483,28) voor het Hof, met de gemeente Harderwijk als vergoedingsplichtige.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 8 november 2002, en de relevante juridische termen omvatten bestuursrecht, belastingrecht, en rechtsbijstand.