ECLI:NL:OGEAC:2018:140

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
CUR201600301
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voorlopige aanslag AVBZ en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een voorlopige aanslag premie algemene verzekering bijzondere ziektekosten (AVBZ) voor het jaar 2015. De belanghebbende had op 24 augustus 2015 een voorlopige aanslag ontvangen, waartegen hij op 23 oktober 2015 bezwaar maakte. De Inspecteur heeft de voorlopige aanslag op 15 januari 2016 verminderd, maar belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de beroepsprocedure heeft de Inspecteur de voorlopige aanslag ambtshalve vernietigd, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Gerecht oordeelde echter dat belanghebbende recht had op een proceskostenvergoeding, omdat de noodzaak tot het instellen van beroep niet uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van de belanghebbende. De kosten van rechtsbijstand werden forfaitair vastgesteld op Naf. 1.050, en het betaalde griffierecht van Naf. 50 diende door de Inspecteur te worden vergoed. De uitspraak benadrukt de regels omtrent proceskostenvergoedingen in belastingzaken en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden toegekend.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juni 2018
BBZ nrs. CUR201600301
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 24 augustus 2015 over het jaar 2015 een voorlopige aanslag premie algemene verzekering bijzondere ziektekosten (AVBZ) opgelegd.
1.2
Belanghebbende heeft op 23 oktober 2015 bezwaar gemaakt tegen deze voorlopige aanslag.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 januari 2016 de voorlopige aanslag verminderd.
1.4
Belanghebbende heeft op 1 februari 2016 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarbij is Naf. 50 aan griffierecht betaald.
1.5
De Inspecteur heeft op 10 februari 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 17 maart 2017 ambtshalve de voorlopige aanslag vernietigd.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2018. Belanghebbende is vertegenwoordigd door [ A ]. Namens de Inspecteur is verschenen [ B ]. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
2.FEITEN
2.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een voorlopige aanslag AVBZ opgelegd. Deze voorlopige aanslag is vastgesteld op basis van de ten tijde van het opleggen daarvan bekende inkomensgegevens van voorgaande jaren.
2.2
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag. Daarbij is verzocht om te worden gehoord. Hij heeft daarbij niet verzocht om een vergoeding van de kosten in de bezwaarfase.
2.3
Bij uitspraak op het bezwaar heeft de Inspecteur de voorlopige aanslag verminderd. Voorafgaand aan deze uitspraak is belanghebbende niet gehoord.
2.4
Tegen de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld. Hangende de beroepsprocedure heeft de Inspecteur de voorlopige aanslag vernietigd.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is uitsluitend nog de hoogte van de toe te kennen proceskostenvergoeding in geschil.
3.2
Belanghebbende heeft primair verzocht om een integrale vergoeding van de proceskosten van Naf. 2.000, en subsidiair om een forfaitaire proceskostenvergoeding.
3.3
De Inspecteur concludeert primair tot het niet toekennen van een proceskostenvergoeding, en subsidiair tot een forfaitaire proceskostenvergoeding van Naf. 50.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid beroep

4.1
De Inspecteur is in de beroepsfase volledig aan belanghebbende tegemoetgekomen door de voorlopige aanslag te vernietigen. Het onderhavige beroep kan dus niet tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat leiden. Dit beroep moet derhalve wegens het ontbreken van een belang niet-ontvankelijk worden verklaard (vgl. HR 15 januari 2016, nr. 15/00460, ECLI:NL:HR:2016:43). Het Gerecht vindt daarin wel aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
Kosten bezwaarfase
4.2
Ingevolge artikel 32a, lid 1 Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, op verzoek van de belastingplichtige vergoed voor zover de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
4.3
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase niet verzocht om een kostenvergoeding. Gelet op het bepaalde in artikel 32a, lid 1, ALL komt belanghebbende dan niet in aanmerking voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Kosten beroepsfase
4.4
Vooropgesteld wordt dat wanneer een belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, als regel de door hem in beroep gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Van deze regel kan worden afgeweken indien de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van de belanghebbende (zie HR 10 maart 2017, nr. 16/03646, ECLI:NL:HR:2017:392). Daarvan is in dit geval geen sprake, zodat belanghebbende in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
4.5
In artikel 15, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd.
4.6
Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: BPB) zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten worden op forfaitaire wijze berekend. Het Gerecht berekent de proceskostenvergoeding op een bedrag van Naf. 1.050 (1 punt voor beroepschrift met wegingsfactor 1; 1 punt voor zitting met wegingsfactor 0,5 (betreft uitsluitend proceskostenvergoeding); waarde per punt Naf. 700).
4.7
Ingevolge artikel 2, lid 3, BPB kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand. De Inspecteur treft immers niet het verwijt dat hij een aanslag heeft opgelegd of uitspraak heeft gedaan terwijl op dat moment duidelijk is dat die in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vgl. HR 13 april 2007, nr. 41.235, ECLI:NL:HR:2007:BA2802). Evenmin is sprake van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur (vgl. HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, ECLI:NL:HR:2011:BP2975).
4.8
Redengevend daarvoor is dat een Inspecteur die een voorlopige aanslag vaststelt op grond van inkomensgegevens van voorgaande kalenderjaren, zonder dat hij over recente gegevens beschikt, niet in vergaande mate onzorgvuldig handelt (vgl. HR 10 juni 2011, nr. 10/01744, ECLI:NL:HR:2011:BO7526). Anders dan belanghebbende voorstaat, kan evenmin worden gezegd dat de Inspecteur, door belanghebbende niet te horen in de bezwaarfase, een verwijt treft van in vergaande mate onzorgvuldig handelen.
Griffierecht
4.9
De Inspecteur dient het betaalde griffierecht van Naf. 50 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Naf. 1.050, en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 26 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500