In deze zaak is in geschil of de aanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) terecht aan de belanghebbende is opgelegd en of er recht bestaat op schadevergoeding of een counterclaim. De belanghebbende stelt dat hij in de eerste drie kwartalen van 2019 geen houder was van de auto omdat deze gestolen was. De heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan de meldingsplicht van de Motorrijtuigenbelastingverordening (MRBV), waardoor hij voor het gehele jaar MRB verschuldigd is. De rechter heeft op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan, waarbij het beroep van de belanghebbende ongegrond is verklaard. De rechter oordeelt dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij aan de meldingsplicht heeft voldaan en dat hij derhalve als houder van de auto wordt aangemerkt. De heffingsambtenaar heeft de aanslag terecht opgelegd. Daarnaast is er geen recht op schadevergoeding, omdat het beroep niet gegrond is verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de meldingsplicht en de gevolgen van het niet naleven daarvan voor de belastingplicht.