In deze zaak heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar door de Inspecteur der Belastingen van Aruba. Het beroep is ingediend op 8 november 2021, maar werd als niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De Inspecteur had op 18 maart 2022 uitspraak gedaan op het bezwaar voor het jaar 2012, en op 24 maart 2022 voor het jaar 2013. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen de reële uitspraak van de Inspecteur op 18 maart 2022 ontvankelijk is, ondanks dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van het bezwaar en het beroep in totaal meer dan drie jaar en zes maanden heeft geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn met zich meebrengt. De rechtbank heeft de verzuimboete voor het jaar 2012 bevestigd, maar de uitspraak van de Inspecteur voor het jaar 2013 vernietigd, omdat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. Belanghebbende heeft recht op een immateriële schadevergoeding van Afl. 1.500 wegens de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de proceskosten van belanghebbende vastgesteld op Afl. 700 en het griffierecht van Afl. 25 vergoed.