ECLI:NL:OGEAA:2021:701

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
408 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • M.E. Kelly
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan moord en openlijke geweldpleging in Aruba met betrekking tot de dood van een slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan moord en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer], die op 15 januari 2021 in Pos Chikito werd doodgeschoten. De verdachte was samen met medeverdachten naar de woning van het slachtoffer gegaan, waar hij op de uitkijk stond terwijl een van de medeverdachten het slachtoffer neerschoot. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zestien jaren, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de uitvoering van de moord om te worden veroordeeld voor medeplegen, maar dat zijn handelingen wel als medeplichtigheid konden worden gekwalificeerd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en werd hij aansprakelijk gesteld voor schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer: P-2021/02481
Zaaknummer: 408 van 2021
Uitspraak: 26 november 2021 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.A.Th. Kuster, advocaat in Aruba.
Mevrouw [benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft gerekwireerd.
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1 primair:
dat hij op of omstreeks 15 januari 2021 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade,
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met enige gezichtsbedekking die [slachtoffer] benaderd/opgezocht en met een vuurwapen van/op zeer korte afstand drie, in elk geval een of meer kogels afgevuurd op/in/door en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
waardoor die [slachtoffer] door twee van die kogels in het hoofd werd getroffen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:262 juncto artikel 1:123, althans artikel 2:259 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 1 subsidiair:
dat [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 15 januari 2021 in Aruba,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd,
immers heeft/hebben [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] toen aldaar opzettelijk en met voorbedachten rade,
met enige gezichtsbedekking die [slachtoffer] benaderd/opgezocht en met een vuurwapen van/op zeer korte afstand drie, in elk geval een of meer, kogels afgevuurd op/in/door en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
waardoor die [slachtoffer]door twee van die kogels in het hoofd werd getroffen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
bij/tot het plegen van voormeld misdrijf hij, verdachte,
in/op of omstreeks 15 januari 2021 in Aruba,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- zijn/een auto te verschaffen om hem en/of zijn mededaders te vervoeren,
- zijn mededaders de weg naar de woning van die [slachtoffer] aan te geven,
- zijn mededaders de woning van die [slachtoffer] aan te wijzen,
- samen met zijn mededaders post te vatten in een in aanbouw zijnde woning vlakbij de woning van die [slachtoffer],
- zijn mededaders te waarschuwen toen die [slachtoffer] in zijn auto langsreed op weg naar zijn huis,
- samen met zijn mededaders naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en op de uitkijk te staan;
(artikel 2:262 juncto artikel 1:124, althans artikel 2:259 juncto artikel 1:124 van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
dat hij op of omstreeks 15 januari 2021 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft gehad een pistool of revolver en/of scherpe patronen,
in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Beslissingen inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 januari 2021, rond 21:00 uur is [slachtoffer], op zijn erf voor zijn woning te Pos Chikito doodgeschoten [2] . Er is van dichtbij op hem geschoten, waarbij hij door twee kogels dodelijk in zijn hoofd is geraakt [3] [4] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld, dat de verdachte zich op 15 januari 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd, omdat hij samen met de medeverdachten in zijn auto naar Pos Chikito is gegaan en aldaar samen met de anderen uit de auto is gestapt, dat hij en de medeverdachten op [slachtoffer] hebben gewacht in een huis in aanbouw, dat ze samen naar het huis van [slachtoffer] zijn gelopen, dat hij op de uitkijk heeft gestaan terwijl de medeverdachte [medeverdachte 2] van op korte afstand op [slachtoffer] heeft geschoten, en dat ze daarna samen en allen met bedekte gezichten, zijn weggerend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bewijsverweer gevoerd en integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij -samengevat- aangevoerd, dat de verdachte niet wist dat [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had en dat hij evenmin op de hoogte was van de boze plannen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Bij hem was geen sprake van opzet op de dood van [slachtoffer] noch op het behulpzaam zijn bij de daad die tot die dood heeft geleid.
De beoordeling door het gerecht
Aan verdachte is – kort gezegd – onder feit 1 ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord c.q. doodslag, althans aan de medeplichtigheid daaraan.
Het gerecht ziet zich, naar aanleiding van het gevoerde bewijsverweer, gesteld voor de vraag of wat betreft deze verdachte sprake was van medeplegen van of medeplichtigheid aan de moord c.q. doodslag van [slachtoffer].
Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Medeplegen of medeplichtigheid?
(zie Hoge Raad van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474).
De artikelen 1:123 en 1:124 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (Sr) bieden diverse mogelijkheden om iemand, ook als hij niet zelf de gehele delictsomschrijving vervult - al dan niet in zogenoemd functionele vorm - onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. (Vgl. HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581, NJ 2011/481). Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. (Vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, NJ 2004/443).
De kwalificatie van medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Waar het verwijt bij medeplegen zich concentreert op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte, is het kernverwijt bij medeplichtigheid "het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf" (vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO2629, NJ 2011/341).
Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. (ECLI:NL:HR:2018:83)
De voorbereiding
De verdachte, die ook “Willo man” wordt genoemd (hierna: [verdachte]), heeft bij de politie verklaard, dat [medeverdachte 1] (d.i. de medeverdachte [medeverdachte 1]), op de avond van 15 januari 2021 tegen hem had gezegd dat hij, [verdachte], zich in zwarte kleding moest gaan omkleden omdat zij een probleem zouden gaan regelen. [verdachte] kleedde zich in het zwart en stapte vervolgens in zijn auto, waar [medeverdachte 1] en zijn broer [medeverdachte 2] (d.i. de medeverdachte [medeverdachte 2]) al zaten te wachten. Hierna zei [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat ze bij het basketbalveld in de Village, [medeverdachte 3](d.i. de medeverdachte [medeverdachte 3]) moesten gaan ophalen. Vervolgens reden ze richting Pos Chikito [5] . [verdachte] dacht dat [medeverdachte 1] bedoelde dat zij met andere personen zouden gaan vechten
.Hij wilde vechten en ging mee om te vechten [6] . [verdachte], die de auto bestuurde, had een zwarte bivakmuts op, die zijn gezicht bedekte [7] .
De medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]), heeft bij de politie verklaard, dat hij op 15 januari 2021 rond 20.00 uur met zijn kinderen bij het basketbalveld in Village was, toen [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto van [verdachte] aan kwamen rijden. [medeverdachte 1] zei toen tegen hem dat hij met hen mee moest gaan. [medeverdachte 3] stapte vervolgens met zijn kinderen in de auto, waarna ze eerst de kinderen bij hun moeder hebben afgezet. Hierna zijn ze naar Pos Chikito gereden. Op zijn vraag wat ze gingen doen zei [medeverdachte 1] dat ze iemand zouden gaan laten schrikken. Nadat [verdachte] de auto had geparkeerd wilde [medeverdachte 3] niet uitstappen, maar [medeverdachte 1] zei dat hij met de andere twee mee moest gaan om als uitkijkpost te fungeren. Nadat [medeverdachte 3] was uitgestapt zag hij dat [medeverdachte 2] een vuurwapen in zijn handen had [8] .
Uit de historische mastgegevens van de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer], kan worden vastgesteld dat deze telefoon kort voor de schietpartij op 15 januari 2021 in de omgeving van het plaats delict was en na het plegen van het feit, richting San Nicolaas ging [9] . Het telefoonnummer [telefoonnummer] was toen in gebruik bij de verdachte, [medeverdachte 1] [10] .
De getuige [getuige], heeft bij de politie verklaard, dat haar neef, [medeverdachte 1], haar de avond van 15 januari 2021 meermalen had gebeld met zijn telefoon met nummer [telefoonnummer], omdat hij op zoek was naar haar broer [medeverdachte 3] [11] . Deze getuige heeft ook verklaard dat [medeverdachte 1] haar op 12 april 2021 had gebeld, en tegen haar had gezegd dat zij haar broer [medeverdachte 3] moest zeggen dat hij zich geen zorgen moest maken, omdat er niets was gebeurd en dat hij niet moest praten over het incident [12] .
De schietpartij
[verdachte] heeft bij de politie verklaard, dat hij in Pos Chikito door [medeverdachte 2] werd geïnstrueerd hoe hij moest rijden, dat hij de auto parkeerde en dat hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uitstapten en richting een huis in aanbouw liepen [13] , alwaar zij een tijdje hebben gezeten. Terwijl zij in het huis in aanbouw zaten, reed een witte auto langs. [medeverdachte 2] verliet toen de woning in aanbouw en liep in de richting van de auto die voorbij was gereden. [verdachte] en [medeverdachte 3] liepen achter hem aan. [medeverdachte 2] liep het erf op waar de witte auto geparkeerd stond, terwijl [verdachte] bij de tuinmuur bleef staan. [medeverdachte 2] had een voorwerp in zijn hand, dat hij op het raam van de witte auto richtte. [verdachte] hoorde twee schoten en zag vlammen. [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] renden toen weg [14] . [medeverdachte 2] en [verdachte] renden naar de auto van [verdachte] en raakten [medeverdachte 3] onderweg kwijt. Nadat zij Pos Chikito hadden verlaten, belde [medeverdachte 1] met de zus van [medeverdachte 3], en vroeg haar of zij [medeverdachte 3] had gezien. [medeverdachte 1] was op zoek naar [medeverdachte 3] omdat [medeverdachte 3] was achtergebleven [15] .
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard, dat hij dacht dat [medeverdachte 2] iemand met het wapen zou gaan laten schrikken. Hij liep achter [medeverdachte 2] en [verdachte] en ging op een gegeven moment in een huis in aanbouw zitten. De andere twee kwamen er ook bij. Na enige tijd reed een witte Toyota Yaris langs, die verderop op een erf parkeerde. Hierna verliet [medeverdachte 2] de woning, gevolgd door [verdachte] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] liep het erf op waar de witte Toyota stond. [verdachte] stond voor het erf van die woning en [medeverdachte 3] bleef voor de tuin van de buren staan. Gelijk hierna hoorde hij drie schoten en rende weg [16] . [medeverdachte 3] vermoedt dat [medeverdachte 2] [slachtoffer] heeft doodgeschoten, om wraak te nemen voor [medeverdachte 1], omdat [slachtoffer] aanwezig zou zijn geweest toen op [medeverdachte 1] was geschoten [17] .
De getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard, dat zij op 15 januari 2021 ‘s avonds in haar auto zat, die voor de woning te [adres] stond geparkeerd, en dat zij op een gegeven moment drie harde knallen hoorde. Even later, rond 21:03 uur zag zij drie personen langs haar auto rennen. Een van hen had een voorwerp in zijn hand [18] . Ook de getuige [getuige] heeft verklaard dat zij die avond rond 21:00 uur een harde klap hoorde en even later drie jongens zag, die in het zwart waren gekleed en vanuit een zandweg aan kwamen rennen [19] .
Het motief
Uit de aangifte van [aangever] (bijlage AG-1), de verklaring van de moeder van [medeverdachte 1], [moeder van medeverdachte 1] (bijlage G-22) en de verklaring van [medeverdachte 2] (bijlage V03-1, pag 4) kan het volgende worden afgeleid.
[medeverdachte 1] en [aangever] waren leden van de “gang” van Village. Op 30 juli 2019 bevonden [aangever] en [medeverdachte 1] zich bij het basketbalveld in de Village toen leden van de “gang” van Pos Chikito op hen schoten. Eén van de kogels raakte [medeverdachte 1]. Sindsdien kan hij niet meer lopen, is hij in de benen verlamd en heeft hij een katheter.
Volgens [aangever] heeft [medeverdachte 1], die hij “[bijnaam medeverdachte 1]” noemt, hem sinds hij is beschoten verschillende keren verzocht, ook via zijn broer [medeverdachte 2], om wraak te nemen op de leden van de bende van Pos Chikito. [aangever] weigerde dit en [medeverdachte 1] werd boos op hem. [medeverdachte 1] heeft [aangever] hierna met de dood bedreigd, aldus [aangever].
Van de getuige [getuige] werd de mobiele telefoon onderzocht (Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 2 november 2021). In die telefoon werd een schermafbeelding aangetroffen van een gesprek met “[bijnaam medeverdachte 1]”. De getuige verklaarde dat het een gesprek betrof tussen hem en “[bijnaam medeverdachte 1]” (d.i. [medeverdachte 1]). “[bijnaam medeverdachte 1]” schrijft het volgende:
“Bso nota fuck pa bai buta bekk awel boso keda leeuw dimi gg serio”. Volgens de getuige was [medeverdachte 1] boos op hem omdat hij niet wilde doen wat [medeverdachte 1] van hem verlangde, namelijk wraak nemen op de groep die betrokken was bij de schietpartij waar [medeverdachte 1] werd neergeschoten.
Vrijspraakoverweging
Uit de gebezigde bewijsmiddelen stelt het gerecht het volgende vast.
Op 15 januari 2021 hebben [medeverdachte 1] en zijn broer [medeverdachte 2], die in het bezit was van een vuurwapen, zijn buurman en goede vriend, [verdachte], zo ver gekregen dat hij met zijn auto eerst een neef van [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], is gaan ophalen en vervolgens naar Pos Chikito is gereden om “iets te gaan regelen” dan wel “iemand te gaan laten schrikken”. [medeverdachte 3] zag dat [medeverdachte 2], toen hij in Pos Chikito uit de auto stapte, een vuurwapen bij zich had. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] hem opgedragen om met de twee anderen mee te lopen om als uitkijkpost te fungeren. [medeverdachte 3] en [verdachte] stonden vlak bij de woning van [slachtoffer], toen [medeverdachte 2] op hem schoot. Hierna renden ze alle drie weg: [verdachte] en [medeverdachte 2] renden terug naar de auto, alwaar ze instapten en wegreden. [medeverdachte 3] was toen niet in de auto. Onderweg naar San Nicolaas heeft [medeverdachte 1] de zus van [medeverdachte 3] meermalen gebeld, omdat ze [medeverdachte 3] in Pos Chikito hadden achtergelaten.
Het gerecht is van oordeel dat de verdachte met het meelopen en het op de uitkijk staan en vervolgens in zijn eigen auto wegrijden, geen significante bijdrage dan wel een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het lossen van de dodelijke schoten door [medeverdachte 2]. Deze handelingen plegen naar hun aard immers meer in verband te worden gebracht met medeplichtigheid. Evenmin is uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) komen vast te staan. Niet is immers gebleken dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van het plan om op [slachtoffer] of iemand anders in Pos Chikito, te schieten, of dat hij al voordat hij in de auto stapte wist dat [medeverdachte 2] gewapend was. Er is ook geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is naar het oordeel van het gerecht van onvoldoende gewicht voor het aannemen van medeplegen.
Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening is naast de aanwezigheid van het wapen (al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de verdachte) en een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen, een zekere beschikkingsmacht van de verdachte over het wapen vereist. (Vgl. ECLI:NL:OGHACMB:2019:132 en ECLI:NL:OGEAA:2021:351)
Aan deze voorwaarden is, gelet op de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in de onderhavige zaak niet voldaan. Immers, de verdachte wist niet dat [medeverdachte 2] een wapen bij zich had, zodat hij geen bewustheid had van de aanwezigheid van het wapen. Van enige beschikkingsmacht over dat wapen kan dan ook geen sprake zijn.
Het gerecht zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde.
Bewijsoverweging
Wat betreft de tenlastegelegde medeplichtigheid, overweegt het gerecht als volgt.
Zoals hierboven reeds is overwogen, plegen de door verdachte verrichte handelingen, meelopen en op de uitkijk staan, naar hun aard in verband te worden gebracht met medeplichtigheid.
Wat betreft de opzet van de verdachte, overweegt het gerecht dat deze, volgens verdachte zijn eigen verklaring was gericht op een geweldsdelict. Hij heeft immers verklaard dat hij dacht en dat hij ook wilde dat zij met anderen zouden gaan vechten. Zijn opzet was gelet hierop dan ook kennelijk gericht op openlijke geweldpleging.
In dit geval is geen sprake geweest van een vechtpartij, maar van een schietpartij met fatale gevolgen. Door aldus te handelen is de dader verder gegaan dan datgene waarop de opzet van de verdachte primair was gericht. Het is voor een kwalificatie van medeplichtigheid naar het hoofdfeit echter niet nodig dat het hoofdfeit wordt gepleegd op de exacte wijze als de medeplichtige voor ogen had. Evenmin is nodig dat het opzet van de medeplichtige geheel is gericht op het door de dader gepleegde gronddelict. Wel moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige was gericht voldoende verband houden met het gronddelict. Openlijke geweldpleging kan (zwaar) lichamelijk letsel en zelfs de dood ten gevolge hebben. Dat betekent dat de verdachte er rekening mee had kunnen houden dat iemand ten gevolge van de openlijke geweldpleging, waaraan hij dacht deel te zullen nemen, zou kunnen overlijden. Op grond hiervan is het gerecht van oordeel dat het bij verdachte ontbreken van opzet op de moord van [slachtoffer], niet in de weg staat aan bewezenverklaring en kwalificatie van medeplichtigheid daaraan.
Het gerecht acht derhalve het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1 subsidiair:
dat [medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3]op
of omstreeks15 januari 2021 in Aruba, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft
/hebbenberoofd, immers heeft
/hebben[medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3]toen aldaar opzettelijk en met voorbedachten rade, met enige gezichtsbedekking die [slachtoffer] benaderd
/opgezochten met een vuurwapen
van/op zeer korte afstand drie, in elk geval een of meer, kogels afgevuurd
op/in/door en/ofin de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door twee van die kogels in het hoofd werd getroffen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
bij
/tothet plegen van voormeld misdrijf hij, verdachte,
in/op
of omstreeks15 januari 2021 in Aruba, opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of gelegenheiden/of middelen
en/of inlichtingenheeft verschaft door
- zijn
/eenauto te verschaffen om hem en
/ofzijn mededaders te vervoeren,
- zijn mededaders de weg naar de woning van die [slachtoffer] aan te geven,
- zijn mededaders de woning van die [slachtoffer] aan te wijzen,
- samen met zijn mededaders post te vatten in een in aanbouw zijnde woning vlakbij de woning van die [slachtoffer],
- zijn mededaders te waarschuwen toen die [slachtoffer] in zijn auto langsreed op weg naar zijn huis,
- samen met zijn mededaders naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en op de uitkijk te staan.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan moord,
Strafbaar gesteld bij artikel 2:262 juncto artikel 1:124 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Het standpunt van de officier
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) jaren, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door het gerecht
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen.
Op 15 januari 2021 is [slachtoffer] op laffe wijze door de medeverdachten van verdachte vermoord. Verdachte is hieraan medeplichtige geweest. Hij is op aandringen van degene die het plan heeft bedacht en die wraak wilde nemen, meegegaan naar Pos Chikito, de wijk waarin [slachtoffer] woonde, en is vervolgens meegelopen met de dader, tot bij de woning van [slachtoffer], alwaar hij buiten op de uitkijk heeft gestaan toen de dader [slachtoffer] doodschoot. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het [slachtoffer] ontnemen van het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt. Het gerecht rekent de verdachte dit zeer zwaar aan.
De moord op [slachtoffer] heeft enorm veel leed veroorzaakt voor met name de moeder en het minderjarige kind van [slachtoffer], leed dat niet in woorden is uit te drukken. Deze moord heeft ook gevoelens van angst en onzekerheid in de samenleving in het algemeen en de familie en vrienden van [slachtoffer] in het bijzonder, aangewakkerd. Ook dit rekent het gerecht verdachte zwaar aan.
Het gerecht zal bij het bepalen van de straf van de verdachte als medeplichtige rekening houden met het stelsel van strafbaarstelling van deelnemingsvormen. Dit houdt in dat de verdachte niet voor méér aansprakelijk kan worden gesteld dan waarop zijn hulp gericht is geweest (artikel 1:125, vierde lid, Sr). Dit leidt ertoe dat het gerecht er rekening mee zal houden dat de maximale straf die de verdachte voor dit feit kan worden opgelegd niet meer bedraagt dan twee derde van vier (4) jaren (de maximale straf voor openlijke geweldpleging opgenomen in artikel 2:82, eerste lid, Sr).
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In zijn voordeel houdt het Gerecht er rekening mee dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk delict.
Het voorgaande in overweging nemende acht het Gerecht oplegging van een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Schadevergoeding

De vordering
De benadeelde partij mevrouw [slachtoffer], heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, ten bedrage van Afl. 41.405,25 aan materiële schadevergoeding en Afl. 6.000,- aan immateriële schadevergoeding.
Het standpunt van de officier
De officier heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van Afl. 20.105,25, en tot de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen zij overigens heeft gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
De beoordeling
De concrete omstandigheden van het geval zijn bepalend voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen en de door de benadeelde partij geleden schade om aan te kunnen nemen dat deze door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. ECLI:NL:HR:2016:1522). Hierbij komt het niet alleen aan op de gedragingen die in de bewezenverklaring als zodanig zijn verwoord, maar kan ook acht worden geslagen op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen die de schade hebben veroorzaakt. Niet is uitgesloten dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat - gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte - de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de hoedanigheid van medeplichtige betrokken is geweest bij de moord op de zoon van de benadeelde partij, waardoor zij schade heeft geleden. In dit geval bestaat de vordering van de benadeelde partij uit zowel materiële schade (onder andere begrafeniskosten en reparatiekosten van haar auto) als immateriële schade (zgn. shockschade).
Naar het oordeel van het gerecht staat de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband met de bewezenverklaarde door verdachte gepleegde medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer] dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij toegebracht door het bewezenverklaarde feit als bedoeld in de hierboven genoemde artikelen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is derhalve voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van Afl. 20.105,25 zal worden toegewezen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het gerecht de maatregel van artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20. 1:21, 1:22, 1:62, 1:78, 1:125, 1:136 en 1:137 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder feit 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair eten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
achttien (18) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie (3) jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer] geleden schade toe tot een bedrag van (in totaal)
Afl. 20.105,25 (zegge: twintig duizendhonderdvijf gulden en vijfentwintig cent),en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van (in totaal)
Afl. 20.105,25 (zegge: twintig duizendhonderdvijf gulden en vijfentwintig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door twaalf (12) maanden hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover (een van) de mededader(s) van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 26 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door R.L. Marsdin, onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba, dienstdoende bij de Divisie Algemene Recherche District 3, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer A-65/2021 (met onderzoeksnaam: ‘K249’), gesloten op 28 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Bijlage AH-1, proces-verbaal van bevinding.
3.Bijlage FD-1, proces-verbaal schietincident met dodelijk afloop [adres].
4.Autopsy report #3 (Aruba 2021) van Patholoog dr. R.O. Gogorza.
5.Bijlage V01-4, proces-verbaal 4de verhoor verdachte [verdachte], pag. 5
6.Bijlage V01-6, proces-verbaal 6e verhoor verdachte [verdachte], pag. 3.
7.Bijlage V01-4, proces-verbaal 4e verhoor verdachte [verdachte], pag. 4
8.Bijlage V02-2, proces-verbaal 2de verhoor verdachte [medeverdachte 3], pag. 2,
9.Bijlage AH-17, proces-verbaal geanalyseerde data mastgegevens
10.Bijlage AH-14, proces-verbaal van bevinding contactnummer [contact] en [medeverdachte 1]
11.Bijlage G-14, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pag. 2
12.Bijlage G-18, proces-verbaal van 2de verhoor getuige [getuige], pag. 2
13.Bijlage V01-3, proces-verbaal 3e verhoor verdachte [verdachte], pag 2
14.Bijlage V01-6, proces-verbaal 6e verhoor verdachte [verdachte], pag. 3
15.Bijlage V01-6, proces-verbaal 6e verhoor verdachte [verdachte], pg. 4
16.Bijlage V02-2, proces-verbaal 2de verhoor verdachte [medeverdachte 3], pag. 2
17.Bijlage V02-2, proces-verbaal 2de verhoor verdachte [medeverdachte 3], pag. 3
18.Bijlage G-11, proces-verbaal verhoor getuige
19.Bijlage G-10, proces-verbaal verhoor getuige