ECLI:NL:HR:2018:83

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
16/01258
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot inbraak met braak en de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van een poging tot inbraak. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten over de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. De verdachte had op verzoek van een medeverdachte op de uitkijk gestaan en gewaarschuwd toen er een lamp aanging, maar de Hoge Raad oordeelt dat zonder nadere motivering niet kan worden afgeleid dat de verdachte een zodanige bijdrage heeft geleverd aan de poging tot inbraak dat van bewuste en nauwe samenwerking kan worden gesproken. De bewezenverklaring van het medeplegen is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van het onder 2 tenlastegelegde. De uitspraak is gedaan op 23 januari 2018.

Uitspraak

23 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01258
KD/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 23 februari 2016, nummer 21/004225-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ten aanzien van het handelen "tezamen en in vereniging met anderen" (hierna: het medeplegen) niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 14 juli 2012 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [a-straat 1] , weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [betrokkene 1] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders,
- een ruit van die woning heeft vernield en
- een schuifpui van die woning heeft geforceerd/vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.0 Een proces-verbaal, nr. 2012098002, d.d. 14 november 2012, op respectievelijk ambtsbelofte en ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden brigadier rechercheur en werkzaam bij het Flexteam Zwolle, Regiopolitie IJsselland, bevattende diverse processen-verbaal, waaronder:
1.1
Een proces-verbaal van aangifte, nr. PL04ZN 2012061931-1, d.d. 15 juli 2012, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3] , brigadier van Regiopolitie IJsselland, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Als verklaring [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1926, wonende te Zwolle, [a-straat 1] (blz. 988 tot en met 990):
Op 14 juli 2012 omstreeks 01.30 uur werd ik wakker van mijn deurbel. Ongeveer 10 minuten nadat ik wakker was geworden van de deurbel, hoorde ik glasgerinkel. Omstreeks 8.00 uur liep ik mijn woonkamer in. Ik zag dat de ruit in mijn woonkamer was vernield. Ik heb gelijk mijn zoon gebeld en deze is vervolgens gekomen. Deze zag iets later dat er geprobeerd is om via de schuifpui de woning te betreden. Dit is echter niet gelukt. Ik zag dat er wel een vijftal beschadigingen aan mijn schuifpui zaten. Dit was zowel links als rechts van de schuifpui.
1.2
Een proces-verbaal, verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL04ZO 2012061931-14, d.d. 14 september 2012, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2] , voornoemd, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Als verklaring van verdachte (blz. 1018 tot en met 1022):
[a-straat 1] te Zwolle.
V: Ik wil met je spreken over een inbraak in een woning in de Zwolse wijk Berkum.
A: Ja, ik weet daar wel van.
V: Hoe is die inbraak gegaan?
A: Ik weet echt niet meer hoe we bij elkaar zijn gekomen. Ik kan mij herinneren dat we in de auto van [betrokkene 2] zaten. [betrokkene 2] reed, [betrokkene 3] zat naast hem en ik op de achterbank. Wij zagen een vrijstaand huis. Ik zag dat [betrokkene 2] stopte en ik hoorde dat hij tegen [betrokkene 3] zei: 'Kijk daar, bel daar maar aan'. [betrokkene 3] stapte uit en belde twee keer bij de voordeur van de woning aan. [betrokkene 3] kwam weer terug naar de auto en [betrokkene 2] reed een rondje. [betrokkene 2] reed terug naar de woning. Onderweg naar de betreffende woning zag [betrokkene 3] een steen liggen. [betrokkene 3] pakte een grote steen en stapte weer in de auto. [betrokkene 2] reed terug naar de woning. Daar aangekomen hoorde ik dat [betrokkene 3] riep: 'Stop'. Toen de auto stilstond zag ik dat [betrokkene 3] direct uitstapte. Ik zag dat hij de steen naar een zijraam van de woning gooide. Ik hoorde glasgerinkel. [betrokkene 3] stapte weer in de auto en we reden direct door. [betrokkene 2] reed terug en hij parkeerde de auto een stukje verderop.
We stapten alle drie uit en liepen in de richting van de woning. [betrokkene 3] zei tegen mij: 'Hè, ga daar staan kijken of er iemand aan komt'. Ik stond op straat, maar ik kon redelijk goed zien wat [betrokkene 3] deed. Ik zag dat hij met een koevoet bij de schuifpui bezig ging. Ik zag dat hij ter hoogte van zijn buik met de koevoet bij de schuifpui aan het wrikken was. Ik zag dat het hem niet lukte om de schuifpui open te krijgen. Ik zag dat er een lamp bij de school aansprong. Ik riep: 'Kom op jongen, we gaan'. Hierop zijn we naar de auto gerend.
V: [verdachte] jij hebt je toch wel degelijk beseft dat jullie op inbrekerspad waren?
A: Ja, ik dacht eerst dat zij alleen wilden kijken. Later besefte ik natuurlijk wel dat we in de woning wilden inbreken. Ik heb me laten meeslepen.
1.3
Een proces-verbaal, verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL04ZO 2012074408-81, d.d. 19 september 2012, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2] , voornoemd, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Als verklaring van [betrokkene 3] (blz. 997 tot en met 1002):
Inbraak [a-straat 1] Zwolle.
V: [betrokkene 2] en [verdachte] hebben verklaard over een poging tot inbraak in de Zwolse wijk Berkum. Zij hebben daarbij ook verteld over jouw aandeel bij deze inbraak. Hoe is dat gegaan?
A: Ja ik kan mij dit herinneren. Het klopt dat ik daar samen met [betrokkene 2] en [verdachte] heb geprobeerd in te breken. We zaten met zijn drieën in de auto van [betrokkene 2] . Ik zat naast hem en [verdachte] op de achterbank. We reden de wijk Berkum in op zoek naar een geschikte woning om in te breken. Wij zagen een vrijstaande woning bij een school. Ik heb bij de woning aangebeld. Op mijn aanbellen werd niet gereageerd. We zijn toen eerst weer verder gereden. We wilden zeker weten dat er niemand thuis was. Ik weet wel dat ik langs een weggetje een kei heb gepakt. We zijn teruggegaan naar de woning. Ik heb de steen tegen een zijraam aangegooid met de bedoeling deze door te gooien. Ik dacht als ze dit niet horen zijn ze zeker niet thuis. Toen er geen reactie kwam heb ik met een breekijzer de schuifpui proberen open te breken. [verdachte] stond bij me in de tuin. Ik denk dat hij op 3 a 4 meter afstand stond. [betrokkene 2] stond ook in de tuin. Hij stond direct naast mij. Plotseling ging er een lamp branden bij een school aan de overkant van de weg. Ik hoorde dat [verdachte] zei: 'Mensen, mensen we moeten weg'. We zijn toen naar de auto gerend en weggereden.
1.4
Een proces-verbaal, verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL04ZN 2012074408-79, d.d. 13 september 2012, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1] , voornoemd, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Als verklaring van [betrokkene 2] (blz. 1012 tot en met 1014):
V: We zijn vandaag met je rondgereden door Zwolle en Kampen. In Zwolle heb je ons een woning aan de [a-straat 1] aangewezen waar jullie wilden inbreken. Kun je nog eens vertellen hoe dat in zijn werk ging?
A: We waren gewoon buiten. We zaten in mijn auto. Toen waren we een stukje rondgereden en keken naar een huis.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: We wilden buit maken.
V: En toen?
A: We reden toen langs die woning. Een van ons zei: 'Daar dan?'. Volgens mij was ik dat maar ben ik niet zeker van. We zijn gestopt op de plek die ik vanmiddag heb aangewezen. Toen belde [betrokkene 3] aan.
V: En toen?
A: Ik zag dat hij naar de voorzijde van dat huis liep en aanbelde. Ik zag dat hij toen terugliep naar de auto. Toen is hij in de auto gestapt en hebben we een rondje gereden. Toen zijn we alle drie uitgestapt en liepen we een stukje in de richting van dat huis. Ik stelde voor om zelf bij de auto te blijven, zodat we snel weg konden als dat nodig mocht zijn. Ik stond een paar meter bij de auto vandaan. [betrokkene 3] en [verdachte] zijn toen naar dat huis gelopen. Toen hoorde ik een telefoon. Ik heb toen iets geroepen of ik heb getoeterd. Toen kwamen [betrokkene 3] en [verdachte] aangerend. We zijn toen in de auto gestapt en zijn weggereden. Het schiet mij nu wel te binnen dat [betrokkene 3] wel had gezegd dat hij de deur bijna open had."
2.3.
In de arresten HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
2.4.
Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen - die onder meer inhouden dat de verdachte op verzoek van een medeverdachte op de uitkijk heeft gestaan en dat hij de medeverdachten heeft gewaarschuwd toen er een lamp aanging - niet worden afgeleid dat de verdachte een zodanige bijdrage heeft geleverd aan de poging tot inbraak dat van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten kan worden gesproken. De bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen -;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak wat betreft het onder 2 tenlastegelegde op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 januari 2018.