ECLI:NL:OGHACMB:2019:132

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
H- 57/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis hoger beroep inzake vuurwapenbezit en medeplegen

Op 2 mei 2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 13 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd in Curaçao, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden voor het ten laste gelegde van vuurwapenbezit. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. U.F. Dickens, die een strafmaatverweer heeft gevoerd. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar met enkele aanpassingen in de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens een politieachtervolging in een auto zat waarin een vuurwapen werd aangetroffen. De verdachte had een tas met een doorgeladen pistool weggegooid, wat erop wijst dat hij zich bewust was van het wapen en daarover beschikkingsmacht had. Het Hof concludeert dat de verdachte samen met zijn medeverdachte heeft samengewerkt om zich van het vuurwapen te ontdoen, wat het medeplegen van vuurwapenbezit bevestigt. De op te leggen straf is gegrond op artikel 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Zaaknummer: H- 57/2019

Parketnummer: 500.00347/18
Uitspraak: 2 mei 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: Gerecht) van 13 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. U.F. Dickens, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, onder vervanging van bewijsmiddel 2 en de bewijsoverweging en onder aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Bewijsmiddelen
Het Hof vervangt bewijsmiddel 2 door het volgende bewijsmiddel.
Op 22 november 2018 werd medeverdachte [medeverdachte 1] door de verbalisant [verbalisant 1] verhoord. Hij heeft het volgende verklaard:
De tas waarin een vuurwapen werd aangetroffen had [medeverdachte 2] in zijn handen toen hij in de auto stapte. [bijnaam medeverdachte 2] is de man genaamd [medeverdachte 2]
(het Hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 2]). Het wapen is van [bijnaam medeverdachte 2]. [1]
Bewijsoverweging
Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 is naast de aanwezigheid van het wapen (al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de verdachte) en een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen, een zekere macht van de verdachte over het wapen vereist. Aan deze voorwaarden is in de onderhavige zaak voldaan. Ter toelichting geldt het volgende.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte tijdens de achtervolging door de politie rechtsachter in de betreffende auto zat. Zijn medeverdachte [medeverdachte 2] zat voorin, hetzij als bestuurder, hetzij als medepassagier. In de auto zaten nog twee andere medeverdachten. Vanuit die auto werd op enig moment tijdens de achtervolging uit het voorraam aan de rechterzijde een vuurwapen in het struikgewas weggegooid. De politie heeft tot tweemaal toe waarschuwingsschoten gelost. Op het moment dat de auto tot stilstand werd gedwongen en de vier inzittenden werden gemaand uit te stappen, werd door de verdachte een schoudertas inhoudende een doorgeladen pistool van het merk [wapenmerk] weggegooid. Deze tas werd door [medeverdachte 2] gedragen toen hij de auto instapte en is dus op enig moment tijdens het rijden van voor in de auto naar de verdachte achterin de auto gegaan.
Door deze tas op enig moment tijdens het rijden over te nemen van [medeverdachte 2] met de kennelijke bedoeling zich hiervan te ontdoen, terwijl uit die auto een ander vuurwapen werd weggegooid door een medeverdachte en de bestuurder ook na waarschuwingsschoten van de politie niet onmiddellijk tot stoppen is overgegaan, heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in die tas (nog) een (tweede) vuurwapen bevond. Daarmee is bewezen dat de verdachte zich in min of meerdere mate bewust is geweest van dat vuurwapen en hij daarover ook beschikkingsmacht heeft gehad.
Het Hof is gelet op voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen van vuurwapenbezit bewezen kan worden verklaard. De verdachte heeft immers met zijn medeverdachte bewust en nauw samengewerkt om zich tijdens de achtervolging van het doorgeladen vuurwapen te ontdoen, en heeft het daarmee met die medeverdachte samen en in vereniging voorhanden gehad.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is mede gegrond op artikel 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, D. Radder en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, (zittings)griffier, en op
2 mei 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
Mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 22 november 2018.