Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
De Inspecteur heeft de door belanghebbende gedane aangiften gevolgd, waardoor voor de jaren 2004 tot en met 2012 een te hoge vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting is verleend ter zake van de aan de vaste inrichting toerekenbare winst.
3.De oordelen van de Rechtbank
4.Beoordeling van de middelen
Bij de bepaling van de op grond van een belastingverdrag vrij te stellen winst van een vaste inrichting wordt uitsluitend rekening gehouden met feiten en omstandigheden die de vaste inrichting betreffen. Een herinvesteringsreserve die is ontstaan in de uitoefening van de onderneming van de belastingplichtige in Nederland, betreft niet de vaste inrichting. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC5597 (hierna: het arrest van 2 maart 1994), volgt dat de aanwending van zo’n reserve daarom uitsluitend bij de bepaling van de zogenoemde generale, in Nederland belastbare winst in aanmerking wordt genomen, ook indien de herinvesteringsreserve is afgeboekt op de aanschaffingsprijs van een vervangend bedrijfsmiddel dat tot het vermogen van de buitenlandse vaste inrichting is gaan behoren. Dit betekent dat bij de winstberekening van die vaste inrichting de afschrijving van dat bedrijfsmiddel plaatsvindt op de aanschaffingsprijs, dus vóór afboeking van de herinvesteringsreserve.
Voor de wijze waarop in Nederland ter zake van de aan een vaste inrichting toerekenbare winst dubbele belasting wordt vermeden, verwijst artikel 23, paragraaf 2, letter b, van het Verdrag naar de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Die Nederlandse wettelijke bepalingen zijn voor de jaren tot 2012 opgenomen in de artikelen 31 tot en met 35 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 [8] en betreffen de evenredige belastingvrijstelling. Voor de jaren vanaf 2012 gaat het om de objectvrijstelling, opgenomen in artikel 15e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze wettelijke bepalingen [9] volgt dat als winst van een vaste inrichting wordt aangemerkt de naar Nederlandse fiscale maatstaven vastgestelde winst die de vaste inrichting zou hebben behaald als zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn geweest.