Uitspraak
1.Procesverloop
Zaak 23/00676
SCC heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
2. Uitgangspunten en feiten
follow-onvorderingen). Deze zaken houden verband met de prejudiciële procedure in zaak 23/04362 (hierna: de truckkartel-zaak), waarin deze vraag eveneens aan de orde is. [1]
single and continuous infringement’). De inbreuk bestond in prijscoördinatie voor luchtvrachtdiensten vanuit, naar en, bij sommige vervoerders, binnen de Europese Economische Ruimte (hierna: EER) met betrekking tot brandstoftoeslagen, veiligheidstoeslagen en de weigering een commissie over de toeslagen te betalen. De inbreuk duurde van 7 december 1999 tot 14 februari 2006. De Europese Commissie heeft aan de betrokken luchtvaartmaatschappijen geldboetes opgelegd voor een totaalbedrag van € 799.445.000,--.
provisional non-confidential version, gedateerd 17 maart 2017, van het nieuwe boetebesluit blijkt het volgende:
outbound-vluchten), naar de EER en Zwitserland (zogenoemde
inbound-vluchten) en binnen de EER en Zwitserland (intra-Europese vluchten) coördineerden ten aanzien van brandstof- en veiligheidstoeslagen;
freight forwarders) verkocht, die deze doorverkopen aan verladers (ook aangeduid als
shippers), de uiteindelijke afnemers van luchtvrachtdiensten die goederen willen laten vervoeren.
De vorderingen van partijen moeten worden gerekend tot de vorderingen uit onrechtmatige daad, meer in het bijzonder vorderingen tot vergoeding van schade wegens ongeoorloofde mededingingshandelingen. (rov. 5.6.) Het recht dat op deze vorderingen van toepassing is, moet worden bepaald aan de hand van de in de periode 1999-2006 in Nederland geldende verwijzingsregels betreffende onrechtmatige daad, namelijk de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad (hierna: WCOD). (rov. 5.7) In beginsel is de conflictregel voor verbintenissen wegens ongeoorloofde mededinging van art. 4 lid 1 WCOD van toepassing. (rov. 5.9) De bundeling van vorderingen van individuele verladers door de claimvehikels heeft daarvoor geen gevolgen. (rov. 5.10)
lex foritoestaat. Deze bepaling is weliswaar opgesteld na de kartelperiode, maar zij biedt een oplossing voor het onderhavige probleem en is voorts als onderdeel van de Verordening Rome II in de EU breed aanvaard. De rechtsonzekerheid voor de kartellisten wordt met deze bepaling in die zin tot een minimum beperkt, dat de mogelijkheid tot het doen van een rechtskeuze door de benadeelde aan stringente beperkingen is onderworpen. (rov. 5.15.2) De rechtskeuze van de claimvehikels voldoet aan deze vereisten. (rov. 5.15.4)
stand alone-vorderingen, die voortkomen uit vluchten die buiten bereik van het nieuwe boetebesluit vallen. (rov. 3.11-3.15)
3.Beoordeling van de principale middelen in beide zaken
,die ontstaat zodra deze een transactie aangaat waarvan de prijs in voor hem ongunstige zin door het kartel is beïnvloed (rov. 5.11-5.11.6 en 5.13 tweede tussenarrest). Het onderdeel betoogt daartoe onder meer dat deze kwestie niet van belang is voor toepassing van de WCOD.
per benadeeldeleidt tot één schadevordering of als een onrechtmatige gedraging (schadeveroorzakende gebeurtenis) die
per transactieleidt tot een afzonderlijke schadevordering. [15] De klacht neemt tot uitgangspunt dat de kwalificatie van ‘een enkele en voortdurende inbreuk op het Europese kartelverbod’ ter bepaling van het daarop toepasselijke recht, moet geschieden
naar Nederlands recht. De vraag rijst evenwel of deze kwalificatie niet naar Europees recht dient plaats te vinden.
private enforcement), net zo goed als de uitvoering die de openbare autoriteiten aan die regels geven (
public enforcement), integrerend deel uitmaken van het stelsel voor de handhaving van die regels, dat ertoe strekt mededingingsverstorende gedragingen van ondernemingen te bestraffen en hen van dergelijke gedragingen te weerhouden. [16]
follow-onkartelschadevorderingen, waaronder de vaststelling van het op die vorderingen toepasselijke recht, namelijk eenvoudiger maken; dit klemt temeer nu het gaat om de afwikkeling van een groot aantal kartelschadezaken. Er is dan immers per benadeelde slechts één ‘verbintenis wegens ongeoorloofde mededinging’ (art. 4 WCOD) (‘niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een daad van oneerlijke concurrentie’, art. 6 lid 3, onder a, Verordening Rome II [19] ) waarvoor het toepasselijke recht moet worden vastgesteld. Uit het arrest Heureka/Google blijkt dat het doeltreffendheidsbeginsel kan meebrengen dat nationale regels omtrent schadevorderingen niet (onverkort) gelden als dit onverenigbaar is met dit beginsel (zie hiervoor in 3.1.4).
5.Vraag van uitleg
per benadeeldeleidt tot één schadevordering (
follow-onvordering), die meerdere schadeposten (transacties) kan omvatten (zie hiervoor in 3.1.2-3.1.7)? Of is deze kwalificatie overgelaten aan het recht van de lidstaten en staat het hen vrij om bijvoorbeeld te bepalen dat een dergelijke inbreuk moet worden aangemerkt als een onrechtmatige gedraging (schadeveroorzakende gebeurtenis) die
per transactieleidt tot een afzonderlijke schadevordering (
follow-onvordering)?
6.Uitlating partijen
7.Beslissing
21 maart 2025.