Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaten van beide partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de transitievergoeding van een werknemer die sinds 1992 in dienst was bij de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). De werknemer had een verzoek tot cassatie ingediend tegen een beschikking van het Hof Amsterdam, waarin de arbeidsovereenkomst werd ontbonden en een transitievergoeding van € 33.571,83 bruto werd toegewezen. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere beschikking van 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1666, voor het procesverloop tot dat moment.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de transitievergoeding had moeten berekenen op basis van de door hen vastgestelde einddatum van de arbeidsovereenkomst, namelijk 1 oktober 2023. De klachten van de werknemer over de verstoorde arbeidsverhouding en de hoogte van de transitievergoeding werden deels gegrond bevonden, maar de Hoge Raad oordeelde dat de werknemer geen belang meer had bij de overige klachten, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de aanvulling van de transitievergoeding na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft EUR veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien EUR deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet.