ECLI:NL:RBAMS:2025:3974

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
11586371 \ EA VERZ 25-252
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet in arbeidsovereenkomst met Haut Horeca B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen [verzoeker] en Haut Horeca B.V. [verzoeker] had op 11 maart 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzocht om vernietiging van haar ontslag op staande voet door Haut Horeca, dat op 30 januari 2025 schriftelijk was bevestigd. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 mei 2025, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. A. Kloet, en Haut Horeca werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat het niet onverwijld was gegeven. De kantonrechter kende [verzoeker] een transitievergoeding van € 648,- en een billijke vergoeding van € 12.000,- toe, en veroordeelde Haut Horeca tot betaling van de proceskosten van € 867,50. De kantonrechter oordeelde dat Haut Horeca niet gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op de intrekking van het primaire verzoek van [verzoeker], en dat de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet was opgezegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11586371 \ EA VERZ 25-252
Beschikking van 6 juni 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. A. Kloet (ARAG SE Rechtsbijstand),
tegen
HAUT HORECA B.V.,
gevestigd te Weesp,
verwerende partij,
hierna te noemen: Haut Horeca,
vertegenwoordigd door: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 11 maart 2025 een verzoekschrift met producties ingediend. Haut Horeca heeft geen verweerschrift ingediend. Zij is door de griffier per gewone post voor de mondelinge behandeling opgeroepen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 mei 2025. [verzoeker] is verschenen en bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Haut Horeca is de heer [gemachtigde] verschenen.
1.3.
Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.4.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De kern

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1975, is op 1 juli 2024 in dienst getreden bij Haut Horeca in de functie van Eerste Medewerker Bediening, op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden, met een loon van € 2.700,- bruto per maand. Op 18 januari 2025 heeft Haut Horeca met [verzoeker] een gesprek gehad waarbij – volgens [verzoeker] – Haut Horeca de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, althans – volgens Haut Horeca – heeft Haut Horeca [verzoeker] op staande voet ontslagen onder aanbieding van een vaststellingsovereenkomst om de gevolgen te verzachten. Met de brief van 30 januari 2025 heeft Haut Horeca [verzoeker] in ieder geval op staande voet ontslagen met een opzegtermijn van één maand.
2.2.
[verzoeker] is het niet eens met dat ontslag en verzoekt – kort gezegd – vernietiging van de opzegging(en) en doorbetaling van haar loon. Subsidiair verzoekt [verzoeker] een aantal vergoedingen. Ook verzoekt [verzoeker] dat Haut Horeca de buitengerechtelijke kosten en de kosten van deze procedure betaalt.
2.3.
Volgens Haut Horeca werkte [verzoeker] verstorend in het bedrijf, dat uit enkele mensen bestaat. Op enig moment kon het gedrag van [verzoeker] volgens Haut Horeca niet meer door de beugel, maar Haut Horeca wilde [verzoeker] wel een zachte landing geven. Verder wijst Haut Horeca op een e-mail van de gemachtigde van [verzoeker] dat de primaire vordering wordt ingetrokken.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze procedure om de vraag of [verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen. De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag niet terecht is gegeven. [verzoeker] kan zich echter niet beroepen op haar verzoek tot vernietiging tot het ontslag. De kantonrechter zal een billijke vergoeding en de transitievergoeding toekennen. De overige verzoeken worden afgewezen. Die beslissingen worden hierna verder uitgelegd.
Intrekking primaire verzoek
3.2.
[verzoeker] verzoekt primair dat de opzeggingen van 18 januari 2025 en 30 januari 2025 worden vernietigt en dat Haut Horeca wordt veroordeeld tot betaling van het verschuldigde loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
3.3.
Haut Horeca stelt dat [verzoeker] per e-mail het primaire verzoek heeft ingetrokken, waardoor Haut Horeca ervan uit is gegaan dat [verzoeker] geen beroep meer zou doen op vernietiging van de opzegging. [verzoeker] erkent dat haar gemachtigde een e-mail aan Haut Horeca heeft gestuurd, maar betwist dat uit die e-mail blijkt dat [verzoeker] haar primaire verzoek intrekt. De kantonrechter heeft op de zitting besproken dat die e-mail van [verzoeker] niet in het dossier zit.
3.4.
Haut Horeca heeft op de zitting de e-mail aan de kantonrechter getoond. In de e-mail staat dat [verzoeker] haar primaire vordering intrekt. De kantonrechter stelt verder vast dat de bewoording in de e-mail ondubbelzinnig en zonder voorbehoud is.
3.5.
[verzoeker] heeft de kantonrechter niet bericht dat zij haar primaire verzoek intrekt. Verder heeft zij op de zitting betoogd dat zij te maken heeft met nieuwe omstandigheden, waardoor zij wederom wil beroepen op de primaire vordering. De kantonrechter is echter van oordeel dat Haut Horeca na ontvangst van de e-mail er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [verzoeker] geen beroep meer doet op haar primaire verzoeken, namelijk vernietiging van het ontslag en terugkeer naar de werkvloer. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de e-mail is verstuurd door de gemachtigde van [verzoeker] , zodat er geen reden voor Haut Horeca was om aan de intrekking te twijfelen. De kantonrechter zal daarom alleen de (meer) subsidiaire verzoeken van [verzoeker] beoordelen.
Juridisch kader: ontslag op staande voet
3.6.
In artikel 7:677 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat ieder van partijen bevoegd is om de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Voor een werkgever kunnen als dringende reden worden aangemerkt zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [1]
3.7.
Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, zijn alleen de in de brief opgegeven redenen maatgevend en moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook als de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
Het ontslag op staande voet is niet geldig
3.8.
[verzoeker] stelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Volgens [verzoeker] is er geen sprake van een dringende reden aangezien het ontslag gelegen is in hoge loonkosten of het vermeend disfunctioneren van [verzoeker] . Daarnaast is de arbeidsovereenkomst volgens [verzoeker] niet onverwijld opgezegd, omdat in de brief van 30 januari 2025 een opzegtermijn van één maand gehanteerd is. Haut Horeca betwist dat het ontslag niet rechtsgeldig is.
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven. Zoals onder 3.6 is overwogen, is voor ontslag op staande voet – naast een dringende reden – vereist dat het ontslag onverwijld wordt gegeven. [2] Dat betekent dat als een werkgever opzegt vanwege een dringende reden, hij zo snel mogelijk daadwerkelijk tot ontslag moet overgaan. Daarbij is van belang dat de werkgever zo spoedig mogelijk en met de nodige voortvarendheid handelt.
3.10.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat Haut Horeca op 18 januari 2025 in ieder geval mondeling de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] per 1 maart 2025 heeft opgezegd. Verder is tussen hun niet langer in geschil dat zij vervolgens geen overeenstemming konden bereiken over een vaststellingsovereenkomst. Vervolgens staat vast dat Haut Horeca op 30 januari 2025 schriftelijk aan [verzoeker] heeft bericht dat haar ontslag op staande voet wordt gegeven, maar dat met inachtneming van de opzegperiode het dienstverband pas een maand later eindigt. Haut Horeca heeft naar het oordeel van de kantonrechter hiermee onvoldoende voortvarend gehandeld door pas na 12 dagen het ontslag op staande voet te onderbouwen, voor zover dat al mondeling gegeven was op 18 januari 2025. De periode tussen de opzegging en het gegeven ontslag heeft Haut Horeca namelijk – zo bleek op zitting – alleen gebruikt om te onderhandelen over de voorwaarden van het ontslag, maar dan blijkbaar met wederzijds goedvinden. Van nader onderzoek of het inwinnen van juridisch onderzoek in die periode naar – kennelijke – dringende redenen is niets gebleken. Maar blijkbaar waren de dringende reden ook niet zo dringend, omdat de arbeidsovereenkomst niet onverwijld tot een eind komt, maar pas een maand na de brief van 30 januari 2025.
3.11.
Nu het ontslag niet onverwijld is gegeven kan in het midden blijven of er sprake is van een dringende reden. Het (mogelijke) bestaan van een dringende reden verandert namelijk niets aan het hiervoor gegeven oordeel dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven.
Haut Horeca moet een aantal vergoedingen betalen
3.12.
Als hiervoor geoordeeld, mocht Haut Horeca er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [verzoeker] zich niet langer zou beroepen op vernietiging van de opzegging. Dat betekent dat [verzoeker] berust in het ontslag, zodat de arbeidsovereenkomst – met inbegrip van de gehanteerde opzegtermijn – op 1 maart 2025 is geëindigd. Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, heeft Haut Horeca de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW opgezegd. Daarom moet zij een aantal vergoedingen aan [verzoeker] betalen. Hieronder zal toegelicht worden om welke vergoedingen het gaat.
Transitievergoeding
3.13.
[verzoeker] verzoekt dat Haut Horeca de transitievergoeding van € 648,- betaalt. Uit artikel 7:673 lid 1 sub a BW blijkt dat een werkgever – behalve bij ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer – een transitievergoeding moet betalen aan de werknemer als de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld zodat Haut Horeca de transitievergoeding moet betalen.
3.14.
De kantonrechter is gehouden om de transitievergoeding ambtshalve te toetsen. [3] Uitgaande van een bruto maandloon van € 2.700,- per maand met 8% vakantietoeslag en gelet op de duur van de arbeidsovereenkomst zal de kantonrechter de verzochte transitievergoeding van € 648,- bruto toewijzen. De wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen vanaf één maand na het einde van de arbeidsovereenkomst, namelijk vanaf 1 april 2025.
Billijke vergoeding
3.15.
[verzoeker] verzoekt verder betaling van een billijke vergoeding van € 15.000,- bruto. Doordat [verzoeker] ten onrechte op staande voet is ontslagen kan zij tegenover Haut Horeca aanspraak maken op een billijke vergoeding. [4] Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding wordt onder andere rekening gehouden met de gevolgen voor [verzoeker] van het verlies van haar baan. [5] Ook kan bijvoorbeeld betrokken worden hoe lang de arbeidsovereenkomst vermoedelijk zou voortduren, of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en in hoeverre de werkgever een verwijt gemaakt kan worden van de ongeldige opzegging.
3.16.
[verzoeker] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die liep tot 30 juni 2025. Dat betekent dat die – gerekend vanaf 1 maart 2025 – nog vier maanden – voort zou duren. Verder heeft [verzoeker] tijdens de zitting erkend dat zij na de opzegging enige tijd voor een andere werkgever heeft gewerkt maar inmiddels zonder uitkering ziek thuis zit. Daarom acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 12.000,- bruto redelijk.
Overige verzoeken
3.17.
[verzoeker] verzoekt tot slot dat Haut Horeca het vakantiegeld tot het einde van de arbeidsovereenkomst en de buitengerechtelijke kosten betaalt. Die verzoeken zullen afgewezen worden. [verzoeker] heeft in het lichaam van de dagvaarding niets gesteld over de betaling van het vakantiegeld. Daarnaast heeft [verzoeker] niet gespecificeerd welke buitengerechtelijke werkzaamheden verricht zijn. De enkele blote stelling dat er werkzaamheden zijn verricht die niet worden aangemerkt als verrichtingen ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak volstaat niet.
3.18.
Ook de verzochte veroordeling tot verstrekking van bruto-netto specificaties op straffe van een dwangsom wijst de kantonrechter af. De verplichting tot het verstrekken van deugdelijke specificaties van loonbetalingen blijkt immers uit de wet en [verzoeker] heeft niet gesteld waarom zij verwacht dat Haut Horeca niet aan die verplichting zal voldoen. [6]
Proceskosten
3.19.
Haut Horeca is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verzoeker] worden begroot op € 867,50, bestaande uit griffierecht (€ 257,-), salaris gemachtigde (€ 543,-) en nakosten (€ 67,50).
3.20.
De verzochte wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Haut Horeca om aan [verzoeker] te betalen:
a. € 648,- bruto aan transitievergoeding,
b. € 12.000,- bruto aan billijke vergoeding,
4.2.
veroordeelt Haut Horeca tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het onder 4.1. sub a toegewezen bedrag, vanaf 1 april 2025 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt Haut Horeca in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] begroot op
€ 867,50,eventueel te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking en te verhogen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden, althans betekening van deze beschikking, tot de dag van algehele voldoening,
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Otten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 6 juni 2025.
64183

Voetnoten

1.Artikel 7:678 lid 1 BW.
2.Artikel 7:677 lid 1 BW.
3.Hoge Raad 7 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:365.
4.Artikel 7:681 lid 1 sub a BW.
5.Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187.
6.Artikel 7:626 BW.