Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
24 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een beschikking van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 25 oktober 2023. De verzoeksters tot cassatie, bestaande uit zes B.V.'s, hebben beroep ingesteld tegen deze beschikking, waarin hun verzoek om vaststelling van wanbeleid werd afgewezen. De ondernemingskamer had eerder een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken bij de betrokken ondernemingen, waaronder Steenfabriek, dat sinds de jaren '40 in eigendom is van de familie. De zaak draait om de governance van de onderneming en de rol van de raad van commissarissen, waarbij de verzoeksters aanvoeren dat er sprake is van wanbeleid door de onwil van de verweerders om met hen te overleggen over een wijziging van de governance. De Hoge Raad oordeelt dat de ondernemingskamer onvoldoende heeft gereageerd op het betoog van de verzoeksters dat de governance tekortschiet door de aanwezigheid van dubbelfuncties, wat leidt tot een gebrek aan checks & balances. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de ondernemingskamer en wijst de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens worden de verweerders in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.