ECLI:NL:HR:2024:803

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
19/04630
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraak en verwijzing in cassatie inzake bewijsuitsluiting en recht op eerlijk proces

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door het openbaar ministerie. Het betreft een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 april 2013, waarin de verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, de voorbereiding van een cocaïnetransport en het vervoeren van cocaïne, allemaal in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of bepaalde bewijsstukken en verklaringen uitgesloten moesten worden op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, omdat het materiaal dat in de container was aangetroffen vroegtijdig was vernietigd, waardoor contra-expertise niet mogelijk was.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de rapporten en verklaringen als onrechtmatig moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie, met name HR:2014:1451, waarin werd gesteld dat het vernietigen van bewijsstukken een inbreuk kan vormen op het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad concludeerde dat de vernietiging van de uitspraak van het hof gerechtvaardigd was en verwees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van bewijsstukken in strafzaken. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in de bescherming van de rechten van verdachten in het strafrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04630
Datum4 juni 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 april 2013, nummer 20-000225-10, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing naar het hof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de in het arrest genoemde stukken en verklaringen van het bewijs moeten worden uitgesloten.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal en het in die conclusie genoemde arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1451.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4
juni 2024.