Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
2 februari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep ingesteld door het openbaar ministerie tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het betreft een strafzaak waarin de verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de invoer, voorbereiding en het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne in 2007. De vrijspraak was gebaseerd op bewijsuitsluiting, omdat het materiaal dat in de container was aangetroffen vroegtijdig was vernietigd, waardoor contra-expertise niet mogelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende gemotiveerd had dat de vernietiging van het bewijs een inbreuk op het recht op een eerlijk proces vormde, zoals vastgelegd in artikel 6.1 van het EVRM. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie (ECLI:NL:HR:2014:1451) en concludeerde dat de uitsluiting van het bewijs niet terecht was. De uitspraak van het hof werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel van het openbaar ministerie slaagde, omdat het hof niet had aangetoond dat de vernietiging van het bewijs een onrechtmatige verkrijging van bewijs betekende. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de noodzaak van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken.