Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de voortgang van de procedure
3.Beslissing
2 februari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep ingesteld door het openbaar ministerie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 april 2013. Het betreft een strafzaak waarin de verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne, de voorbereiding van een cocaïnetransport en het vervoeren van cocaïne, allemaal in strijd met de Opiumwet. De vrijspraak was gebaseerd op bewijsuitsluiting.
De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gericht op de processuele voorvraag of het cassatieberoep van het openbaar ministerie aan de verdachte in persoon had moeten worden aangezegd, zoals vereist door artikel 433 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat, nu uit het zaaksdossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte op de hoogte is van het ingestelde cassatieberoep, de voortgang van de zaak in cassatie zich verzet tegen behandeling. Dit is in lijn met de ratio van artikel 434 lid 3 Sv, dat de verdachte de mogelijkheid moet bieden om zich tegen het cassatieberoep te verweren.
De Hoge Raad heeft daarom besloten de zaak van de rol te voeren, wat betekent dat de behandeling van de zaak wordt uitgesteld. Deze uitspraak heeft ook samenhang met andere zaken, waaronder nummer 19/04632 en ECLI:NL:HR:2014:1451.