Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
9 juni 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 23 april 2013. De verdachte, geboren in 1982, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft in zijn schriftuur middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De kern van de zaak betreft de bewijsuitsluiting van bepaalde stukken, die volgens het Hof moesten worden uitgesloten vanwege het ontbreken van de mogelijkheid tot contra-expertise. Dit oordeel van het Hof leidde tot vrijspraak van de verdachte.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van 17 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1451) geconcludeerd dat het middel terecht is voorgesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. Het tweede middel behoeft geen bespreking, omdat de Hoge Raad heeft besloten de zaak te vernietigen en terug te verwijzen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit betekent dat de zaak opnieuw op het bestaande hoger beroep zal worden berecht en afgedaan.
De uitspraak is gedaan op 9 juni 2015 door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.