ECLI:NL:HR:2024:482

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
23/00440
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van banken en zorgplicht in faillissementen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Mr. M. Loef, curator in het faillissement van [holding] B.V., tegen AEGON Bank N.V., handelend onder de naam KNAB. De curator had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 november 2022, waarin de klachten van de curator over het eerdere vonnis niet werden gehonoreerd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de zaak, waaronder die van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag. De advocaat-generaal G. Snijders had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de curator niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, zonder verdere motivering. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om te motiveren waarom hij tot zijn oordeel komt als de vragen niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de curator veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Knab zijn begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00440
Datum22 maart 2024
ARREST
In de zaak van
Mr. M. LOEF, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[holding] B.V.,
kantoorhoudende te Deventer,
EISER tot cassatie,
hierna: de curator,
advocaat: B.M.H. Fleuren,
tegen
AEGON BANK N.V., tevens handelend onder de naam KNAB,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Knab,
advocaat: F.E. Vermeulen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/09/564489/HA ZA 18-1224 van de rechtbank Den Haag van 6 maart 2019 en 11 september 2019;
b. de arresten in de zaak 200.273.478/02 van het gerechtshof Den Haag van 25 februari 2020 en 8 november 2022.
De curator heeft tegen het arrest van het hof van 8 november 2022 beroep in cassatie ingesteld.
Knab heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de curator mede door R.A. González Nicolás en voor Knab mede door L.M. Münchow.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de curator heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Knab begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
22 maart 2024.