In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en ABN AMRO BANK N.V. De zaak betreft de zorgplicht van de bank ten opzichte van de eiser, die schade heeft geleden door frauduleuze activiteiten op een bankrekening. De rechtbank oordeelt dat de bank vanaf 20 juni 2019 in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door geen voortvarend onderzoek te doen naar ongebruikelijke activiteiten op de bankrekening van een derde, [naam 1]. De rechtbank concludeert dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld door niet in te grijpen, ondanks dat zij op de hoogte was van verdachte transacties. De schade die de eiser heeft geleden, wordt voor 80% aan eigen schuld van de eiser toegerekend, wat betekent dat de bank slechts 20% van de schade moet vergoeden. De rechtbank wijst de bank ook aansprakelijk voor redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, maar compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De rechtbank concludeert dat de bank niet aansprakelijk is voor schade die de eiser heeft geleden vóór 20 juni 2019, en dat de Wwft niet als bescherming tegen schade kan worden ingeroepen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van banken in het kader van fraude en de zorgplicht die zij hebben ten opzichte van hun klanten.