Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/564489 HA ZA 18-1224
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 10 december 2019, waarmee de curator in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 september 2019;
- het arrest van dit hof van 25 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de enkelvoudige mondelinge behandeling van 13 november 2020;
- de memorie van grieven van de curator, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Knab, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
had behorente zijn. Bij de beantwoording van die vraag stelt het hof voorop dat er ten tijde van deze gebeurtenissen (respectievelijk op 2 oktober 2015 en op 20 oktober 2015) geen expliciete wettelijke plicht bestond voor een bank om een koppeling met het handelsregister of het insolventieregister aan te houden.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 september 2019;
- wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders is gevorderd;
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Knab tot op heden begroot op € 5.382 aan verschotten en € 9.702 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.