Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over kinderalimentatie. De man, die in cassatie is gegaan, had een relatie met de vrouw en zij zijn samen ouders van twee kinderen. De man ontving gemeentelijke schuldhulpverlening en had schulden, wat van invloed was op zijn draagkracht. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 224,-- per kind per maand aan kinderalimentatie moest betalen, maar het hof verlaagde dit bedrag. De vrouw verzocht om een hogere bijdrage van € 263,-- per kind per maand. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende rekening had gehouden met de schulden van de man en dat het hof niet had gemotiveerd waarom het van de hoofdregel was afgeweken dat alle schulden van invloed zijn op de draagkracht. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof Amsterdam en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de financiële situatie van de onderhoudsplichtige, vooral in het kader van gemeentelijke schuldhulpverlening.