ECLI:NL:HR:2011:BU4937
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie in belang der wet over kinderalimentatie en schuldsanering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure in belang der wet, ingesteld door de Procureur-Generaal. De zaak betreft de richtlijn '4.7.2 Kinderalimentatie' uit het Rapport Alimentatienormen versie 2010, die onverenigbaar werd geacht met artikel 295 lid 3 van de Faillissementswet. De Hoge Raad oordeelde dat de discretionaire bevoegdheid van de rechter-commissaris om het vrij te laten bedrag te verhogen, niet bedoeld is om de schuldenaar in staat te stellen al zijn financiële verplichtingen, waaronder alimentatieverplichtingen, te voldoen. Dit zou in strijd zijn met de rechtsvormende taak van de rechter.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen, gewezen echtelieden, hebben twee kinderen. Bij de echtscheidingsbeschikking is een alimentatiebedrag vastgesteld. De man heeft verzocht om de alimentatie te verlagen naar nihil, omdat hij in een schuldsaneringsregeling is opgenomen. De rechtbank en het hof hebben de alimentatie voor een bepaalde periode op nihil vastgesteld, maar later weer verhoogd. De Procureur-Generaal heeft cassatie ingesteld, omdat hij van mening was dat de richtlijn niet in overeenstemming was met de wet.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en oordeelde dat de richtlijn een feitelijke voorrangspositie aan de kinderalimentatie verleent, wat niet in overeenstemming is met de wet. De beslissing van de Hoge Raad heeft geen nadelige gevolgen voor de rechten die partijen eerder hebben verkregen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechters om zich te houden aan de wettelijke bepalingen bij het vaststellen van alimentatieverplichtingen, vooral in het kader van schuldsanering.