Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het voorwaardelijke incidentele beroep
.
5.Beslissing
8 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huwelijkse voorwaarden en de afrekening van een periodiek verrekenbeding. De man en de vrouw, die in 1997 huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan, zijn in 2021 gescheiden. De vrouw verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud en om afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, terwijl de man een vordering indiende voor de kosten van de huishouding. De rechtbank kende de vrouw een uitkering tot levensonderhoud toe, maar wees de vordering van de man af. In hoger beroep heeft het hof de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de alimentatie verlaagd, terwijl het de man veroordeelde tot betaling in het kader van het periodiek verrekenbeding. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onterecht had geoordeeld over de verrekening van de vordering van de man en de schuld van de vrouw, en vernietigde de beschikking van het hof. De zaak werd verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.