ECLI:NL:HR:2024:325

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
22/04591
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] tegen het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 oktober 2022, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Overijssel werd behandeld. De zaak betreft een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2020.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft het cassatieberoep ingesteld na de uitspraak van het Hof. Het dagelijks bestuur van het belastingkantoor heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal M.R.T. Pauwels heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, maar de Hoge Raad heeft dit beroep ongegrond verklaard.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak kon leiden, verwijzend naar de rechtsoverwegingen van een eerder arrest in een vergelijkbare zaak. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/04591
Datum8 maart 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GEMEENTELIJK BELASTINGKANTOOR TWENTE
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 oktober 2022, nr. BK-ARN 21/00559 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. AWB 20/2151) betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2020.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal M.R.T. Pauwels heeft op 22 september 2023 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. [2]

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak leiden op de gronden die zijn vermeld in de rechtsoverwegingen 4.1.2 tot en met 4.1.5 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 22/04590, ECLI:NL:HR:2024:238.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, J. Wortel, M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2024.