ECLI:NL:HR:2024:325
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] tegen het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijk Belastingkantoor Twente. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 oktober 2022, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Overijssel werd behandeld. De zaak betreft een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2020.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft het cassatieberoep ingesteld na de uitspraak van het Hof. Het dagelijks bestuur van het belastingkantoor heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal M.R.T. Pauwels heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, maar de Hoge Raad heeft dit beroep ongegrond verklaard.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak kon leiden, verwijzend naar de rechtsoverwegingen van een eerder arrest in een vergelijkbare zaak. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.