Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beklag ex artikel 98.4 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klaagster, een advocaten- en notarissenkantoor, had zich beroepen op het verschoningsrecht met betrekking tot stukken en gegevens die onder beslag waren genomen in het kader van een onderzoek naar grootschalige fraude in de voedselketen. De rechtbank had eerder beslist dat de inbeslagneming toelaatbaar was, maar de klaagster stelde dat er nog steeds stukken onder beslag waren die onder het verschoningsrecht vielen. De Hoge Raad heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de procedure rondom de schifting van de inbeslaggenomen stukken voldoende waarborgen bood voor het verschoningsrecht van de klaagster. De Hoge Raad benadrukte dat de klaagster niet voldoende had onderbouwd dat er nog geheimhoudersstukken onder het beslag waren gebleven. De Hoge Raad heeft de aanbeveling gedaan dat in toekomstige procedures waarbij meerdere klaagschriften van dezelfde klaagster aanhangig zijn, deze gevoegd behandeld dienen te worden. De Hoge Raad heeft het beroep van de klaagster verworpen.