ECLI:NL:HR:2025:578

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
12 april 2025
Zaaknummer
24/02504
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beklagprocedure inzake geheimhoudersinformatie en vernietiging van gegevensdragers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een beklagprocedure van een arts tegen de beslissing van de rechter-commissaris over de inbeslagname en het gebruik van digitale gegevensdragers. De klager, een arts, was betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek naar omkoping van artsen in een ziekenhuis. De rechter-commissaris had bepaald dat bepaalde bestanden, die als geheimhoudersinformatie waren aangemerkt, moesten worden uitgegrijsd om te voorkomen dat deze toegankelijk zouden zijn voor het onderzoeksteam. De klager stelde dat de manier waarop deze bestanden waren uitgegrijsd niet voldeed aan de vereisten van de wet, omdat hij toegang had gekregen tot deze gegevens door gebruik te maken van een andere analysetool dan de door de FIOD verstrekte. De rechtbank Amsterdam had in eerste instantie geoordeeld dat zij niet bevoegd was om te beslissen over de verzoeken van de klager om vernietiging van de geheimhoudersinformatie. De Hoge Raad oordeelde echter dat de rechtbank het beklag van de klager had moeten opvatten als een verzoek tot vernietiging van gegevens op grond van artikel 552a lid 2 Sv. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank voor zover deze niet had beslist op het verzoek van de klager en bepaalde dat de stukken ter verdere behandeling naar de rechtbank Amsterdam moesten worden gezonden.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/02504 Bv
Datum15 april 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2024, nummer RK 23/030291, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft Y.E.A. Buruma, advocaat in ’sGravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.De beslissingen van de rechter-commissaris en van de rechtbank

2.1
De rechtbank heeft vastgesteld dat in het kader van een onderzoek naar een verdenking van omkoping van artsen bij het [A] in [plaats] onder meer diverse (digitale) gegevensdragers zijn inbeslaggenomen. De klager is een van de verdachte artsen. Omdat de gegevensdragers mogelijk geheimhoudersinformatie bevatten is een rechter-commissaris betrokken bij het ontsluiten van de informatie op deze gegevensdragers. De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 22 november 2023 op grond van artikel 98 leden 1 en 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een beslissing genomen over de kennisneming van de inhoud van deze gegevensdragers. Die beslissing houdt in dat 1727 bestanden die door de rechter-commissaris als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt “worden uitgegrijsd zodat deze ontoegankelijk blijven voor het onderzoeksteam” en dat de overige bestanden worden verstrekt aan het onderzoeksteam van de politie. De klager heeft tegen de beschikking van de rechter-commissaris een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a Sv ingediend.
2.2
De beschikking van de rechtbank houdt onder meer in:
“Feiten
Het Openbaar Ministerie is in mei 2020 een strafrechtelijk onderzoek gestart, genaamd [...] , wat ziet op vermeende omkoping van diverse artsen bij het [A] te [plaats] . Klager is een van de verdachte artsen.
In het kader van dat onderzoek zijn in juni 2022 onder meer diverse (digitale) gegevensdragers in beslag genomen. Omdat klager arts van beroep is en er mogelijk geheimhoudersinformatie op de gegevensdragers zou kunnen staan, is van het begin af aan een rechter-commissaris bij het ontsluiten van de informatie op de gegevensdragers betrokken.
Na overleg tussen de rechter-commissaris, het openbaar ministerie (OM) en klager is besloten dat de rechter-commissaris het beslag zou filteren op geheimhoudersinformatie, voordat er informatie aan het onderzoeksteam ter beschikking zou worden gesteld.
Deze filtering vond plaats door een geheimhoudersmedewerker van de FIOD op basis van een door klager verstrekte lijst met zoektermen. Omdat de filtering, ook na een herbeoordeling van de zoektermen door de rechter-commissaris, nog veel vals positieve zoekresultaten opleverde, heeft de rechter-commissaris handmatig de resterende 3055 bestanden doorzocht.
Dit leverde uiteindelijk 1727 bestanden op die door de rechter-commissaris als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt. De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 22 november 2023 beslist dat deze bestanden zullen worden uitgegrijsd en daarmee ontoegankelijk blijven voor het onderzoeksteam. Ten aanzien van de overige 1328 bestanden (vals positieve) alsmede de overige tijdens de filtering niet door zoektermen geraakte bestanden besliste de rechter-commissaris dat deze aan het onderzoeksteam zullen worden verstrekt.
Bij e-mail van 4 december 2023 heeft de rechter-commissaris ingestemd met het voorstel van de verdediging om, alvorens hij de 1328 bestanden aan het onderzoeksteam zou verstrekken, klager hierop eerst nog een nadere controle op geheimhoudersinformatie te laten uitvoeren.
Klager heeft de hem in januari 2024 toegezonden bestanden bekeken met de analysetool NUIX.
(...)
Beklag
Het beklag, zoals nader toegelicht in raadkamer, strekt ertoe te bepalen dat de rechter-commissaris een nieuwe beslissing neemt over het verschoningsrecht, waarbij ook de beoordeling van de verdediging wordt meegenomen. Verder wordt primair verzocht te bepalen dat de rechter-commissaris de gegevens die door hem zijn (of worden) aangemerkt als geheimhoudersinformatie zal laten vernietigen, of (subsidiair) deze zodanig zal laten uitgrijzen dat daarmee is verzekerd dat deze geen deel meer uitmaken van de processtukken en ook de leden van het onderzoeksteam hiertoe op geen enkele wijze meer toegang kunnen krijgen.
Namens klager is aangevoerd dat de analyse met de analysetool NUIX van de 1328 bestanden een groot aantal hits opleverde. Klager had deze analysetool gebruikt in plaats van de hem bij de bestanden door de FIOD toegezonden analysetool QView. Onbewust en onbedoeld is door de gebruikmaking van een andere analysetool door klager de toegang tot alle uitgegrijsde gegevens verkregen. Op deze wijze zouden ook de leden van het onderzoeksteam toch toegang tot de uitgegrijsde gegevens kunnen verkrijgen.
Dit maakt dat het huidige filterproces niet voldoet aan daaraan door de Hoge Raad gestelde waarborgen zoals die gelden voor verschoningsgerechtigde data. Deze verschoningsgerechtigde data dienen te worden vernietigd of zodanig te worden uitgegrijsd dat zij daadwerkelijk ontoegankelijk zijn voor het onderzoeksteam.
De verdediging heeft vervolgens ook nog een nadere controle met het programma QView uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat acht bestanden ten onrechte niet als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt.
(...)
Beoordeling
(...)
De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv in samenhang met artikel 98 Sv.
De aard van de bevoegdheid tot verschoning brengt mee dat het oordeel over de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken, in beginsel toekomt aan de verschoningsgerechtigde, in dit geval de arts. Dit standpunt dient door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij er redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is.
Klager heeft na beoordeling van de 1328 bestanden door middel van de door de FIOD bij de bestanden verstrekte analysetool QView geoordeeld dat 8 bestanden ten onrechte niet als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt
Nu de officier van justitie zich niet verzet tegen het verwijderen van de 8 bestanden en er ook overigens geen twijfel bestaat dat dit oordeel van klager over de status van deze berichten onjuist is, is de rechtbank van oordeel dat het beklag in zoverre gegrond moet worden verklaard.
Ten aanzien van de overige verzoeken van klager is de rechtbank van oordeel dat het buiten haar bevoegdheid valt om daarover in het kader van deze beslagprocedure een beslissing te geven.
De rechtbank gaat er echter vanuit dat, nu het gesprek van klager met de rechter-commissaris over de verdere afwikkeling van het beslag nog gaande is, goede afspraken kunnen worden gemaakt over vernietiging van de geheimhoudersinformatie, dan wel zodanige uitgrijzing daarvan dat de toegang daartoe niet meer mogelijk is.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag gegrond, voor wat betreft de acht bestanden waarvan klager heeft geoordeeld dat deze ten onrechte niet als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt en verklaart het beklag voor het overige ongegrond.
De rechtbank bepaalt dat de 8 bedoelde bestanden worden vernietigd, dan wel zodanig worden uitgegrijsd dat de toegang daartoe niet meer mogelijk is.”

3.Juridisch kader

3.1
De volgende bepalingen zijn van belang.
- Artikel 98 leden 1 tot en met 4 Sv:
“1. Bij personen met bevoegdheid tot verschooning, als bedoeld bij de artikelen 218 en 218a, worden, tenzij met hunne toestemming, niet in beslag genomen brieven of andere geschriften, tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt. De rechter-commissaris is bevoegd ter zake te beslissen.
2. Indien de persoon met bevoegdheid tot verschoning bezwaar maakt tegen de inbeslagneming van brieven of andere geschriften omdat zijn plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt, wordt niet tot kennisneming overgegaan dan nadat de rechter-commissaris daarover heeft bepaald.
3. De rechter-commissaris die beslist dat inbeslagneming is toegestaan, deelt de persoon met bevoegdheid tot verschoning mede dat tegen zijn beslissing beklag open staat bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en tevens dat niet tot kennisneming wordt overgegaan dan nadat onherroepelijk over het beklag is beslist.
4. Tegen de beschikking van de rechter-commissaris kan de persoon met bevoegdheid tot verschoning binnen veertien dagen na de betekening daarvan een klaagschrift indienen bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd. Artikel 552a is van toepassing.”
- Artikel 552a leden 1, 2 en 10 Sv:
“1. De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over inbeslagneming, over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, over het uitblijven van een last tot teruggave, over het al dan niet toepassen van de in artikel 116, vierde lid, neergelegde bevoegdheid, over de vordering van gegevens, over het bevel toegang te verschaffen tot een geautomatiseerd werk of delen daarvan, tot een gegevensdrager of tot versleutelde gegevens dan wel kennis omtrent de beveiliging daarvan ter beschikking te stellen, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk en vastgelegd bij een onderzoek in zodanig werk, over de kennisneming of het gebruik van gegevens als bedoeld in de artikelen 100, 101 en 114, over de vordering gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede over de ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, bedoeld in de artikelen 125o en 126cc, vijfde lid, de opheffing van de desbetreffende maatregelen of het uitblijven van een last tot zodanige opheffing. De belanghebbenden kunnen zich voorts schriftelijk beklagen over een bevel tot het ontoegankelijk maken van gegevens, bedoeld in artikel 125p. Over het beklag, bedoeld in de vorige volzin, beslist het gerecht zo spoedig mogelijk.
2. De belanghebbenden kunnen schriftelijk verzoeken om vernietiging van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt.
10. Acht het gerecht het beklag of het verzoek gegrond, dan geeft het de daarmede overeenkomende last.”
Beklag op grond van artikel 98 lid 4 Sv
3.2.1
Artikel 98 Sv bevat een regeling die ertoe strekt dat bij inbeslagneming van voorwerpen het (professionele) verschoningsrecht wordt gerespecteerd. Het is de rechter-commissaris die beslist of inbeslagneming is toegestaan (artikel 98 leden 1 en 3 Sv). Deze beslissing wordt door de rechter-commissaris neergelegd in een beschikking.
Deze procedure geldt ook als een plaats wordt doorzocht met als doel de vastlegging van gegevens die op deze plaats zijn opgeslagen of vastgelegd (artikel 125i in samenhang met artikel 98 Sv).
Tegen de beschikking van de rechter-commissaris staat beklag open voor de verschoningsgerechtigde. Dit beklag richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris dat de inbeslagneming – of, als het gaat om de vastlegging van gegevens, de vastlegging en/of kennisneming van die gegevens – is toegestaan. Hiertoe moet een klaagschrift worden ingediend bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd (artikel 98 lid 4 Sv). Op dit beklag is artikel 552a Sv van toepassing. Dit betekent dat op het beklag wordt beslist door de raadkamer van het betreffende gerecht.(Vgl. HR 1 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1560, rechtsoverweging 3.3.1.)
3.2.2
Het beklag als bedoeld in artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a Sv is in beginsel alleen gericht tegen de beschikking van de rechter-commissaris waarin is beslist dat de inbeslagneming dan wel de vastlegging en/of kennisneming is toegestaan. In het geval dat selectie van de (digitale) stukken en gegevens noodzakelijk is gebleken, kan ook de manier waarop de selectie heeft plaatsgevonden in de beoordeling van het beklag worden betrokken. Daarbij gaat het in het bijzonder om de vraag of bij de selectie onder leiding van de rechter-commissaris het verschoningsrecht van de klager voldoende is gewaarborgd. (Vgl. HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:314, rechtsoverweging 2.4 en HR 1 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1560, rechtsoverweging 3.4.4.)
Selectie van gegevens
3.3.1
Als de inbeslagneming betrekking heeft op een grote hoeveelheid (digitale) stukken of gegevens, terwijl bijvoorbeeld volgens de beslagene bepaalde stukken of gegevens onder het verschoningsrecht van geheimhouders vallen, ligt het doorgaans in de rede dat onder leiding van de rechter-commissaris een selectie wordt gemaakt tussen (digitale) stukken of gegevens die wel en die niet onder het verschoningsrecht kunnen vallen. Daarbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een – al dan niet door de beslagene te verstrekken – lijst met zoektermen die betrekking hebben op het deel van het materiaal waarover het verschoningsrecht zich mogelijk uitstrekt, zoals namen en e-mailadressen of termen die specifiek kunnen duiden op het voorwerp van het ingeroepen verschoningsrecht (vgl. HR 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1048).
3.3.2
Als – zoals in dit geval – sprake is van (een forensische kopie van) een gegevensdrager met daarop gegevens die deels wel en deels niet onder het verschoningsrecht vallen, kan de door of onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris te verrichten filtering ertoe leiden dat de rechter-commissaris beslist dat de gegevens die onder het verschoningsrecht vallen worden vernietigd, waarna de gegevensdrager – nadat de beschikking van de rechter-commissaris onherroepelijk is geworden – kan worden overgedragen aan de politie.
Vernietiging van gegevens
3.4.1
Het openbaar ministerie draagt de verantwoordelijkheid voor de door de rechter-commissaris bevolen vernietiging van de gegevens
.Van zo’n vernietiging van gegevens is ook sprake als die gegevens niet meer kenbaar zijn door bewerking van de gegevensdrager of de digitale voorziening waarmee de gegevens raadpleegbaar zijn, waarbij de gekozen werkwijze zo moet zijn ingericht dat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen (vgl., over de vernietiging als bedoeld in artikel 126aa lid 2 Sv, HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1257).
3.4.2
Om in een voorkomend geval rechterlijke controle mogelijk te maken op de manier van vernietiging in het licht van het onder 3.4.1 vermelde vereiste, moet van de vernietiging voldoende nauwkeurig verslag worden gedaan in een proces-verbaal. In het bijzonder moet in het proces-verbaal inzicht worden gegeven in de manier waarop is gewaarborgd dat personen die op enigerlei wijze bij het opsporingsonderzoek betrokken (zullen) zijn op geen enkele wijze toegang kunnen krijgen tot de betreffende gegevens. (Vgl. HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:375, rechtsoverweging 6.7.2.)
3.4.3
Als bij die vernietiging gebruik wordt gemaakt van technische voorzieningen, moeten deze zo zijn ingericht dat kan worden nagegaan of is voldaan aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste dat de gegevens niet meer kenbaar zijn, bijvoorbeeld door middel van een geautomatiseerde registratie waarbij wordt bijgehouden welke handelingen binnen het systeem hebben plaatsgevonden en door wie deze zijn verricht. (Vgl. HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:375, rechtsoverweging 6.7.2.)
Verzoek tot vernietiging van gegevens op grond van artikel 552a lid 2 Sv
3.5.1
Het wettelijk stelsel voorziet – naast de specifieke beklagmogelijkheid van artikel 98 lid 4 Sv voor een verschoningsgerechtigde – in de mogelijkheid van belanghebbenden om op grond van artikel 552a lid 2 Sv een verzoek te doen tot vernietiging van gegevens die zijn vastgelegd tijdens een doorzoeking als bedoeld in artikel 125i Sv of die op vordering zijn verstrekt. Onder die belanghebbenden kunnen ook verschoningsgerechtigden worden begrepen. (Vgl., in relatie tot gevorderde gegevens, HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:375, rechtsoverweging 6.3.5.) In de betreffende procedure kan de rechter, naar aanleiding van concreet aangeduide bezwaren van de belanghebbende, beoordelen of is voldaan aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste dat is verzekerd dat ‘uitgegrijsde’ als geheimhoudersinformatie aangemerkte gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen (vgl., in relatie tot gevorderde gegevens, HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1257).
3.5.2
Gelet op de belangen die met het verschoningsrecht zijn gemoeid, brengt redelijke wetstoepassing mee dat een vergelijkbare procedure kan worden gevolgd met betrekking tot gegevens die zijn ontleend aan inbeslaggenomen gegevensdragers. Daarvoor kan aansluiting worden gezocht bij de regeling van artikel 552a lid 2 Sv. Dat betekent dat een belanghebbende op grond van die bepaling kan verzoeken om de vernietiging van gegevens die zijn ontleend aan inbeslaggenomen gegevensdragers en die als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt, waarbij de rechter in geval van concreet aangeduide bezwaren van de belanghebbende kan beoordelen of is voldaan aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste.
3.5.3
Aan het verzoek als bedoeld in artikel 552a lid 2 Sv moeten concreet aangeduide feiten en omstandigheden ten grondslag worden gelegd die erop wijzen dat aan de bevolen vernietiging van de gegevens niet of in onvoldoende mate uitvoering is gegeven. Als aan die stelplicht is voldaan moet de rechter, mede aan de hand van het onder 3.4.2 bedoelde proces-verbaal, beoordelen of voldoende aannemelijk is dat de geheimhoudersgegevens waarvan de vernietiging is bevolen op een zodanige manier zijn vernietigd dat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen. Met het oog op die beoordeling kan de rechter zo nodig nader onderzoek opdragen aan de rechter-commissaris. Als de rechter oordeelt dat niet voldoende aannemelijk is dat is voldaan aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste, geeft de rechter op grond van artikel 23 lid 1 Sv het openbaar ministerie een bevel om nadere maatregelen te treffen waarmee is verzekerd dat wel aan dat vereiste is voldaan en daarvan verslag te doen.
Gevoegde behandeling
3.6
Als na de beslissing van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 98 leden 1 en 3 Sv gelijktijdig een klaagschrift op grond van artikel 98 lid 4 Sv en een verzoek op grond van artikel 552a lid 2 Sv, zoals bedoeld onder 3.5, van dezelfde verschoningsgerechtigde aanhangig is, verdient het aanbeveling dat de rechter bevordert dat het klaagschrift en het verzoek gevoegd worden behandeld en dat hij vervolgens in één beschikking daarop een beslissing geeft.
Toetsing door de zittingsrechter
3.7.1
Als het openbaar ministerie overgaat tot vervolging in een zaak waarbij als geheimhoudersinformatie aangemerkte gegevens, waarvan een rechter heeft bevolen dat deze vernietigd moeten worden, zich toch in het dossier bevinden, is het volgende van belang.
3.7.2
De wet kent geen bepaling die de zittingsrechter bevoegd verklaart bewijsmateriaal dat naar zijn oordeel onrechtmatig is verkregen, alsnog uit de processtukken te doen verwijderen. Dat is niet anders als sprake is van het ten onrechte niet vernietigen van verschoningsgerechtigde gegevens. (Vgl. HR 20 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3369, rechtsoverweging 3.13.1.)
3.7.3
De verdachte heeft wel de mogelijkheid in de strafzaak het verweer te voeren dat onderzoeksresultaten die door een vormverzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde feit. De verdachte kan zo’n verweer ook voeren op de grond dat het verschoningsrecht wordt geschonden doordat bij de uitvoering van de bevolen vernietiging niet is voldaan aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste. Als de verdachte zo’n verweer voert en daarbij gemotiveerd aanvoert dat hij door het gebruik van de betreffende onderzoeksresultaten in zijn belangen is of zal worden aangetast, is de strafrechter gehouden op dat verweer te beslissen overeenkomstig artikel 359a Sv. Deze toetsing door de strafrechter vindt mede plaats aan de hand van het hiervoor onder 3.4.2 genoemde proces-verbaal van vernietiging. (Vgl., over de toetsing door de strafrechter van de manier waarop de selectie van gegevens heeft plaatsgevonden, HR 1 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1560, rechtsoverweging 3.4.5.)

4.Beoordeling van het cassatiemiddel

4.1
Het cassatiemiddel klaagt in de kern over het oordeel van de rechtbank dat zij niet bevoegd is te beslissen over de verzoeken van de klager om te bepalen dat de rechter-commissaris (primair) de gegevens die als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt zal laten vernietigen, of (subsidiair) deze gegevens zodanig zal laten uitgrijzen dat daarmee is verzekerd dat deze geen deel meer uitmaken van de processtukken en ook de leden van het onderzoeksteam hiertoe op geen enkele manier meer toegang kunnen krijgen.
4.2
In dit geval heeft de klager een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a Sv ingediend. De klager heeft bij de behandeling van het klaagschrift aangevoerd dat de manier waarop de als geheimhoudersinformatie aangemerkte gegevens zijn ‘uitgegrijsd’ niet voldoet aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste dat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen. Daartoe is gesteld dat de klager – door gebruik te maken van een andere analysetool dan de tool die hem door de FIOD was toegezonden – toegang heeft verkregen tot alle ‘uitgegrijsde’ gegevens. Gelet op deze manier van ‘uitgrijzen’ zouden volgens de raadsman ook de leden van het onderzoeksteam, die van dezelfde analysetools plegen gebruik te maken, toegang tot die gegevens kunnen verkrijgen. De raadsman heeft met het oog daarop de verzoeken gedaan die in het cassatiemiddel worden bedoeld.
4.3.1
In de beschikking van de rechtbank ligt besloten dat zij het klaagschrift zo heeft uitgelegd dat het mede strekt tot vernietiging van de door de rechter-commissaris als geheimhoudersinformatie aangemerkte gegevens. De rechtbank heeft geoordeeld dat het buiten haar bevoegdheid valt om over de onder 4.1 genoemde verzoeken in het kader van de beklagprocedure van artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a Sv een beslissing te geven. Dat oordeel is in zoverre juist dat een beklag als bedoeld in artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a Sv niet kan zijn gericht tegen de manier waarop uitvoering is gegeven aan de bevolen vernietiging van gegevens. Bij de beslissing van de rechter-commissaris dat de 1727 als geheimhoudersinformatie aangemerkte bestanden “worden uitgegrijsd zodat deze ontoegankelijk blijven voor het onderzoeksteam” gaat het immers niet om de manier waarop de selectie heeft plaatsgevonden, zoals bedoeld onder 3.2.2.
4.3.2
Nu echter moet worden aangenomen dat de klager het rechtsmiddel heeft willen instellen dat openstond tegen de manier waarop uitvoering is gegeven aan de bevolen vernietiging van de gegevens, moet het ervoor worden gehouden dat de klager ook een verzoek als bedoeld in artikel 552a lid 2 Sv heeft willen doen. De rechtbank had daarom het beklag in zoverre moeten opvatten als een verzoek tot vernietiging als bedoeld in artikel 552a lid 2 Sv en dit moeten beoordelen aan de hand van de onder 3.5.3 bedoelde maatstaf.
4.4
Het cassatiemiddel slaagt.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank, maar uitsluitend voor zover de rechtbank niet heeft beslist op het onder 4.3.2 bedoelde verzoek;
- bepaalt dat de stukken ter verdere behandeling en afdoening van dat verzoek zullen worden gezonden naar de rechtbank Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering, T. Kooijmans en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 april 2025.