Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
15 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de zoon van de moeder en de vader. De moeder, die als verzoekster in cassatie optrad, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 oktober 2023. De Raad voor de Kinderbescherming had de moeder als informant aangemerkt en haar opgeroepen ter zitting te verschijnen, maar haar verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt werd afgewezen. Het hof verklaarde het hoger beroep van de moeder niet-ontvankelijk, omdat de stukken waartegen zij in beroep ging, niet als beschikkingen konden worden aangemerkt.
De Hoge Raad oordeelde dat de e-mail van 4 augustus 2023, waarin de afwijzing van het verzoek van de moeder om als belanghebbende te worden aangemerkt werd meegedeeld, wel degelijk een eindbeschikking is. Dit omdat de beslissing de moeder een volwaardige deelname aan de procedure onthoudt. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en wees de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de betrokkenheid van belanghebbenden in procedures die hun rechten en verplichtingen raken, in het bijzonder in zaken van personen- en familierecht.