ECLI:NL:HR:2006:AU6519
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- R. Herrmann
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens ontbreken van memorie van grieven na verlening van akte niet-dienen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2006 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn hoger beroep tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak begon toen [eiser] door Kas-Bank N.V. werd gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 93.859,94. [Eiser] heeft de vordering bestreden en in reconventie schadevergoeding gevorderd. De rechtbank heeft in een eindvonnis van 19 juni 2002 [eiser] in conventie veroordeeld en de reconventionele vordering afgewezen. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft [eiser] meerdere keren uitstel gevraagd voor het indienen van zijn memorie van grieven. Uiteindelijk heeft de procureur van [eiser] zich op 3 april 2003 onttrokken, en is er geen nieuwe procureur aangesteld. Het hof heeft op 29 april 2004 een rolbeslissing genomen die [eiser] de mogelijkheid ontnam om nog grieven in te dienen, wat leidde tot zijn niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. Het hof heeft vervolgens op 26 augustus 2004 arrest gewezen, waarin [eiser] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep.
In cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rolbeslissing van 29 april 2004 onterecht was, omdat [eiser] op dat moment niet peremptoir voor grieven stond. De Hoge Raad heeft de rolbeslissing van 29 april 2004 en het arrest van 26 augustus 2004 vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens is Kas-Bank veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 3.052,--.