ECLI:NL:HR:2023:947
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de wettelijke regeling over toerekening van afgezonderd particulier vermogen bij de heffing van schenkbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de toerekening van afgezonderd particulier vermogen bij de heffing van schenkbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door F.G. Barnard, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 september 2021. De zaak betreft een Liechtensteinse stichting opgericht door de grootouders van de belanghebbende, waarin de grootouders een discretionair vermogen hadden ondergebracht. De Inspecteur had aan de grootmoeder een deel van het vermogen van de stichting toegerekend, wat leidde tot navorderingsaanslagen erfbelasting voor de kinderen. De belanghebbende ontving ook schenkbelastingaanslagen na bedragen te hebben ontvangen van de stichting. Het Hof oordeelde dat er sprake was van een discretionair vermogen, omdat de begunstigden geen afdwingbare rechten hadden. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarbij het Hof's oordeel dat er geen concrete juridisch afdwingbare rechten van de begunstigden aanwezig waren, werd onderschreven. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.