Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
2 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 november 2021. De eisers, erfgenamen van de moeder van verweerder, hebben in cassatie de vernietiging van arbitrale vonnissen gevorderd en een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een arbitrale eindvonnis ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis de tenuitvoerlegging daarvan niet schorst, maar dat er wel een incidentele vordering tot schorsing kan worden ingesteld. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof omdat het hof heeft miskend dat de eisers voldoende belang hebben bij hun schorsingsverzoek, ondanks dat de tenuitvoerlegging al had plaatsgevonden. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie worden aan verweerder opgelegd.