In deze zaak vorderen eisers de vernietiging van een arbitraal vonnis. Tevens verzoeken zij om de tenuitvoerlegging van het arbitrale eindvonnis te schorsen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wijst het verzoek tot schorsing af, omdat uit de eigen stellingen van eisers blijkt dat het vonnis al ten uitvoer is gelegd. De zaak betreft een geschil tussen erfgenamen van wijlen moeder en gedaagde, die samen een landbouwbedrijf hebben geëxploiteerd. Na de verkoop van het bedrijf en de bijbehorende grond ontstond er een geschil over de verdeling van de verkoopopbrengst. Gedaagde legde conservatoir beslag op de gelden in depot en startte een arbitrageprocedure. Het arbitraal eindvonnis, dat moeder veroordeelde tot betaling aan gedaagde, werd op 12 juli 2021 gewezen. Eisers, die erfgenamen zijn van moeder, hebben het arbitraal vonnis betwist en vorderden in kort geding dat gedaagde de tenuitvoerlegging zou staken. Dit verzoek werd afgewezen, waarna eisers in hoger beroep gingen. Het hof oordeelt dat de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis inmiddels is voltooid, waardoor er niets meer te schorsen valt. De kosten van het incident worden voor rekening van eisers gesteld.