ECLI:NL:GHARL:2024:2587

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
200.337.310
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake schorsing tenuitvoerlegging arbitrale vonnissen in civiele zaak

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 16 april 2024, wordt een incident behandeld dat voortvloeit uit een civiele procedure. De zaak betreft een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen die zijn uitgesproken in een geschil tussen Team [X] en [koper2] en [koper1]. Team [X] heeft bij het hof gevorderd dat de arbitrale vonnissen worden vernietigd, omdat zij van mening is dat er geen geldige arbitrageovereenkomst bestaat en dat de arbitragecommissie zich niet aan de opdracht heeft gehouden. De kern van het geschil draait om de levering van sperma van hengst [naam1] door [Y] B.V. aan [koper1], waarbij de nakomeling van de merrie van [koper1] niet blijkt te zijn afstammend van hengst [naam1]. Dit heeft geleid tot schade voor [koper2], die de nakomeling heeft gekocht. Het hof heeft Team [X] de gelegenheid gegeven om te reageren op het verweer van [koper2] en [koper1] met betrekking tot het herstelvonnis van de arbitragecommissie, dat Team [X] niet als partij bij de arbitrale vonnissen erkent. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 30 april 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.337.310
arrest van 16 april 2024
in het incident in de zaak van
de vennootschap onder firma
Team [X]
die is gevestigd in [vestigingsplaats]
eiser in de hoofdzaak en in het incident
hierna: Team [X]
advocaat: mr. S.A. Wensing
tegen
[verweerster]
die woont in [woonplaats1]
verweerster in de hoofdzaak en in het incident
hierna: [koper2]
advocaat: mr. W.B. Brusse
[verweerder]
die woont in [woonplaats2]
verweerder in de hoofdzaak en in het incident
hierna: [koper1]
advocaat: mr. L.W. van de Wetering

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit:
  • de dagvaarding van Team [X] van 24 januari 2024 met daarin een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen op grond van artikel 1066 lid 2 Rv
  • de conclusie van antwoord in het incident van [koper2]
  • de memorie van antwoord in het incident van [koper1]

2.De kern van de zaak

2.1.
[Y] B.V. is met [koper1] overeengekomen sperma van hengst [naam1] te leveren aan [koper1] ter inseminatie van een merrie van [koper1] . [koper1] heeft de nakomeling van die merrie verkocht aan [koper2] . De nakomeling blijkt geen afstammeling van hengst [naam1] te zijn, terwijl daar bij de koop wel vanuit gegaan is. Team [X] en [koper1] zijn in een arbitrageprocedure hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de schade die [koper2] daardoor heeft geleden. Team [X] is vervolgens door de arbitragecommissie veroordeeld tot betaling van hetgeen [koper1] verplicht is te betalen op grond van de arbitrageprocedure tegen [koper2] .
2.2.
Team [X] heeft bij het hof gevorderd dat de arbitrale vonnissen worden vernietigd, met veroordeling van [koper2] en [koper1] in de kosten van dit geding. Team [X] heeft daarnaast bij wege van incident gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen wordt geschorst totdat over de vordering tot vernietiging onherroepelijk is beslist. In dit arrest zal het hof op die vordering in het incident ingaan. [1]

3.Het oordeel van het hof

Feiten en omstandigheden
3.1.
Tussen [Y] B.V. (hierna: [Y] B.V.) en [koper1] is een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [Y] B.V. zich heeft verplicht sperma van hengst [naam1] aan [koper1] te leveren ten behoeve van de inseminatie van de merrie [naam2] .
3.2.
De aan [koper1] in eigendom toebehorende merrie [naam2] heeft geen nakomelingen gekregen van hengst [naam1] , zodat aan [koper1] geen sperma van hengst [naam1] is geleverd. [koper1] heeft aan [koper2] een nakomeling van merrie [naam2] verkocht in de veronderstelling dat het een nakomeling van hengst [naam1] was. [koper2] heeft [koper1] en [Y] B.V. aansprakelijk gesteld voor het verkopen en leveren van een merrie met een verkeerde afstamming. [koper1] heeft [Y] B.V. vervolgens aansprakelijk gesteld voor hetgeen waartoe hij zou (kunnen) worden veroordeeld te betalen aan [koper2] .
3.3.
[koper2] en [koper1] hebben beiden bij de Arbitragecommissie van het Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland (hierna: arbitragecommissie) een verzoek tot arbitrage ingediend.
3.4.
Bij arbitraal vonnis van 3 januari 2024 met nummer KWPN-AC 2022-01 zijn Team [X] (en dus niet [Y] B.V.) en [koper1] (onder meer) hoofdelijk veroordeeld om aan [koper2] een schadevergoeding te betalen. Bij arbitraal vonnis van diezelfde datum met nummer KWPN-AC 2022-02 heeft de Arbitragecommissie Team [X] (onder meer) veroordeeld tot betaling aan [koper1] van al hetgeen waartoe [koper1] in de zaak tegen [koper2] is veroordeeld. De arbitrale vonnissen zijn op 9 januari 2024 gedeponeerd bij de griffie van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
Het standpunt van Team [X]
3.5.
Volgens Team [X] moet het hof de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen schorsen totdat het hof in de hoofdzaak heeft beslist over haar vordering tot vernietiging van de arbitrale vonnissen. Team [X] stelt dat tussen haar en [koper2] en [koper1] geen geldige arbitrageovereenkomst bestaat, omdat Team [X] niet bij de overeenkomst tot het leveren van sperma betrokken is geweest. Bovendien heeft de arbitragecommissie zich niet aan de arbitrageopdracht gehouden, omdat zij had behoren te beslissen ten opzichte van [Y] B.V. in plaats van Team [X] . Tot slot zijn de arbitrale vonnissen volgens Team [X] in strijd met de openbare orde, omdat de arbitragecommissie onjuiste vaststellingen heeft gedaan ten aanzien van de bij de procedure betrokken deskundigen en omdat de arbitragecommissie er ten onrechte van is uitgegaan dat sprake is van een getekende koopovereenkomst tussen [koper1] en [koper2] , terwijl [koper1] heeft verklaard dat die overeenkomst vervalst is. Er zijn daarom vernietigingsgronden die volgens Team [X] dusdanig evident zijn dat haar verzoek om schorsing toegewezen moet worden. Team [X] stelt daarnaast dat er een aanzienlijk restitutierisico zal ontstaan bij tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen.
Het standpunt van [koper2] en [koper1]
3.6.
Volgens [koper2] en [koper1] heeft Team [X] (onder meer) geen belang bij haar incidentele vordering tot schorsing van de arbitrale vonnissen. [koper2] en [koper1] verwijzen naar het herstelvonnis van 2 februari 2024 waarin de Arbitragecommissie de vonnissen van 3 januari 2024 heeft hersteld door de tenaamstelling van Team [X] te weten “de vennootschap onder firma Team [X] V.O.F.” te wijzigen in “de besloten vennootschap [Y] B.V.”. Daarmee heeft de arbitragecommissie alsnog beslist ten opzichte van [Y] B.V. in plaats van Team [X] . Volgens hen is Team [X] daarom geen partij bij de arbitrale vonnissen, zodat zij geen belang heeft bij haar verzoek tot schorsing van die vonnissen.
Team [X] krijgt gelegenheid voor een reactie
3.7.
De dagvaarding van Team [X] is van 24 januari 2024 waarbij [koper1] en [koper2] zijn opgeroepen te verschijnen tegen de roldatum van 6 februari 2024. Op 26 januari 2024 (dus nadat de dagvaarding was uitgebracht) heeft de arbitragecommissie een brief toegezonden aan partijen met de mededeling van het voornemen van de arbitragecommissie om de vonnissen van 3 januari 2024 te herstellen. Het herstelvonnis is van 2 februari 2024. Team [X] heeft daarom bij het starten van deze zaak nog geen rekening hoeven houden met het herstelvonnis. Verder heeft zij ook nog niet kunnen reageren op het verweer van [koper2] en [koper1] dat Team [X] vanwege het herstelvonnis geen belang heeft bij haar vordering in het incident. Het hof zal Team [X] daarom eerst in de gelegenheid stellen bij akte te reageren op (uitsluitend) dat verweer.
3.8.
Iedere verdere beslissing (in het incident en in de hoofdzaak) zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verwijst de zaak naar de roldatum van 30 april 2024 voor akte uitlaten aan de zijde van Team [X] , zoals bedoeld in rov. 3.7;
4.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, G.R. den Dekker en C. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.

Voetnoten

1.Vgl. HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:840.