ECLI:NL:HR:2023:559

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
22/02862
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van cassatieberoep inzake opzegverbod tijdens ziekte in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een werkneemster tegen haar werkgever, het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam. De werkneemster had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 3 mei 2022 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter te Rotterdam en het gerechtshof, waarbij de werkneemster in haar verzoeken niet in het gelijk was gesteld. De advocaat-generaal R.H. de Bock had in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft de klachten van de werkneemster over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de werkneemster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/02862
Datum14 april 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[werkneemster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de werkneemster,
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERDAM,
kantoorhoudende te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de werkgever,
advocaat: S.F. Sagel.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 9096001 VZ VERZ 21-3881 van de kantonrechter te Rotterdam van 6 juli 2021;
b. de beschikking in de zaak 200.300.895/01 van het gerechtshof Den Haag van 3 mei 2022.
De werkneemster heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De werkgever heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [werkneemster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Erasmus MC begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [werkneemster] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
14 april 2023.