Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 3 mei 2022
[verzoekster],
Waar deze zaak over gaat
Het geding in hoger beroep
6 juli 2021 (hierna: de bestreden beschikking). In het beroepschrift (met producties) heeft [verzoekster] drie grieven aangevoerd. Bij verweerschrift heeft Erasmus MC de grieven bestreden.
Feiten
Erasmus MC in de functie van Wetenschappelijk Onderzoeker ten behoeve van het project
“Evaluatie scenario onderwijs spoedzorg”. De aanstelling betrof een tijdelijke aanstelling voor de bepaalde tijd van drie jaar, dus tot en met
31 oktober 2022. De aanstelling van [verzoekster] is met ingang van 1 januari 2020 omgezet in een arbeidsovereenkomst met Erasmus MC, op grond van de
Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA). Op de aanstelling was de Cao UMC (hierna: de cao) van toepassing. Het salaris van [verzoekster] bedroeg
€ 3.196,- bruto per maand plus € 489,25 netto per maand in het kader van
“uitbetaling auto”.
[projectleider 3] (hierna: [projectleider 3]) de rol van projectleider van [projectleider 1] overgenomen.
Erasmus MC het onderzoeksprotocol met Schola Medica gedeeld.
[projectleider 1], [projectleider 2] en [vertrouwenspersoon], de vertrouwenspersoon van [verzoekster], over het vertrouwen over en weer. [verzoekster] heeft naar aanleiding van dit gesprek de beschuldigingen van schending van de wetenschappelijke integriteit jegens Erasmus MC ingetrokken. Ook heeft zij haar excuses aangeboden aan haar begeleiders, welke excuses zij hebben aanvaard.
[P&O adviseur] (P&O adviseur, hierna: [P&O adviseur]) heeft vernomen dat
Erasmus MC de arbeidsovereenkomst wilde ontbinden, ondanks de afspraak dat partijen zouden gaan werken aan herstel van het vertrouwen. Op 23 april 2020 vond hierover een gesprek plaats met [verzoekster], [projectleider 1], [leidinggevende] en [P&O adviseur]. In het verslag van dit gesprek staat:
[projectleider 1], [leidinggevende] en [P&O adviseur]. In het verslag van dit gesprek staat het volgende:
wordt in de mailberichten op een onjuiste wijze aangesproken en [projectleider 1] vindt dat deze situatie niet vol te houden en onwenselijk is. In de mailwisselingen valt [verzoekster] aan op zijn integriteit en wordt [projectleider 2] door haar gediskwalificeerd als onderzoeksbegeleider en copromotor. Dit komt het onderzoek en de relatie niet ten goede. [projectleider 2] vraagt zich nu af of hij door moet gaan met het onderzoek, omdat hij het zwaar vindt worden hoe [verzoekster] op hem reageert. […]
[projectleider 1], [projectleider 2], [leidinggevende] en [P&O adviseur]. In het verslag hiervan staat het volgende:
“Bezwaarschrift”. In deze brief heeft [verzoekster] bezwaren geuit over de wijzigingen die [projectleider 2] heeft aangebracht in het onderzoeksprotocol, die volgens haar incorrect zijn en in strijd met de VSNU-regelgeving. [projectleider 2] heeft in zijn
e-mail van 26 januari 2021 gereageerd op de brief van [verzoekster]. Ook heeft op
26 januari 2021 een gesprek plaatsgevonden met [verzoekster], [promotor], [leidinggevende] en [projectleider 2], over de bezwaren van [verzoekster] en de reactie van [projectleider 2] daarop. Naar aanleiding van de (concept)notulen van [verzoekster] heeft [promotor] in zijn e-mail aan [verzoekster] van 14 februari 2021 geschreven dat veel zaken niet correct in de notulen zijn weergegeven en dat de wijze waarop [verzoekster] de notulen heeft geschreven, inclusief de benadering van stafleden van de afdeling, hem zorgen baart voor de toekomstige samenwerking.
12 februari 2021 beëindigd.
Procedure in eerste aanleg
primairverzocht het ontbindingsverzoek af te wijzen en
subsidiairom Erasmus MC te veroordelen aan haar een transitievergoeding en een billijke vergoeding te betalen. Verder heeft [verzoekster] diverse nevenverzoeken gedaan, die in hoger beroep niet meer aan de orde zijn. Tot slot heeft [verzoekster] verzocht om Erasmus MC te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten) en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
Verzoeken in het hoger beroep
primair(i) de arbeidsovereenkomst te herstellen met ingang van 1 september 2021, (ii) Erasmus MC te veroordelen tot betaling van loon c.a. met ingang van die datum, te verhogen met wettelijke rente en wettelijke verhoging, en onder verstrekking van correcte salarisstroken,
subsidiair(iii) Erasmus MC te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding en
primair en subsidiair(iv) Erasmus MC te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten) en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
primairhet verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst af te wijzen, en indien dit verzoek wordt toegewezen daaraan een aantal voorwaarden te verbinden,
subsidiairhet verzoek om een billijke vergoeding af te wijzen, dan wel de verzochte vergoeding te matigen en
primair en subsidiair[verzoekster] te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
De beoordeling van het principaal en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
Vergewisplicht
grief Ibetoogt [verzoekster] dat het opzegverbod bij ziekte (art. 7:670 BW) van toepassing is (art. 7:671b lid 2 BW) en aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Volgens [verzoekster] zijn bepaalde forse uitlatingen – met name aan het adres van [projectleider 2] – niet geheel los te zien van haar ziektebeeld, evenals de neiging om bepaalde onderwerpen niet af te sluiten en daarop terug te komen. Er is volgens [verzoekster] dus wel degelijk een verband tussen ziekte en het verzoek tot ontbinding.
“indien het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben”. Daarvan is in dit geval sprake. Het ontbindingsverzoek is gegrond op verstoorde verhoudingen, die zijn ontstaan voorafgaand aan de ziekmelding van 15 februari 2021 naar aanleiding van de houding en het gedrag van [verzoekster], zoals deze hierna worden behandeld. Het verzoek houdt geen verband met de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster]. Dat bedoelde houding en gedrag van [verzoekster] (mede) het gevolg zijn van haar arbeidsongeschiktheid is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk.
“burnout, depressieve en spanningsklachten”en is de aanleiding voor deze klachten een hoge mate van werkdruk die zij ervaart in het kader van een promotietraject bij het Erasmus MC. Daarmee is niet gezegd dat deze klachten in oorzakelijk verband staan met het ontstaan van de verstoorde verhoudingen.
“wegens depressieve en Burn- out klachten”. Ook daarin is bedoeld verband niet te lezen.
: “de belangrijkste klachten bestaan uit depressiviteit, in meerdere of mindere mate bestaande suicidale gedachten en plannen en wat u als ‘burn out’ ervaart”, waarbij
“in de behandeling [..] herhaaldelijk aan de orde [is] geweest dat de manier waarop u in het hier en nu reageert mede te begrijpen is uit uw ervaringen in het verleden, met namen uw jeugdervaringen”. Zonder nadere toelichting leest het hof hierin bedoeld verband niet. Het geven van deze toelichting lag wel op de weg van [verzoekster] nu zij in de processtukken geen afstand doet van de juistheid van haar houding en gedrag, die volgens
Erasmus MC tot de verstoorde arbeidsverhouding hebben geleid.
Duurzaam verstoorde arbeidsverhouding
grief IIbetoogt [verzoekster] dat er geen sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van Erasmus MC in redelijkheid niet kan worden gevergd deze te laten voortduren (art. 7:669 lid 3 onderdeel g BW). [verzoekster] is verder van mening dat de situatie die is ontstaan, in overwegende mate aan Erasmus MC is te wijten.
De arbeidsverhouding is duurzaam verstoord (g-grond)
“Ik volg de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. Ik raad jou aan dit ook te doen gezien het ook voor jou als begeleider geldt”, “Jij gooit nu echt olie op het vuur”, “De focus leg jij op verkeerde zaken”, “Jij moet echt scherp krijgen wat hier het probleem is en de focus van het probleem niet verleggen anders ben ik genoodzaakt andere stappen te ondernemen”.De toon die [verzoekster] in deze e-mail aanslaat is zeer scherp en minder passend in de verhouding tussen [verzoekster], in haar positie van onderzoekster/ promovenda, en haar begeleiders.
“Hi [verzoekster], Ik las die opmerking ook en vind hem ook erg ongepast."is hiervoor onvoldoende. Uit deze e-mail kan immers niet worden afgeleid wat er is gezegd, of dit discriminerend is en zo ja, of Erasmus MC hier op passende wijze op heeft gereageerd.
: “Denk jij niet dat jij als begeleider deze cruciale informatie met de promovendus moest hebben gedeeld?”, “Informeer dit liever zelf bij [leidinggevende] want jij verschaft mij nu alweer tegenstrijdige informatie”, “mijn ervaring met [projectleider 2] is dat hij zijn stappen waar hij steken als begeleider heeft laten vallen altijd en te allen tijde probeert te verdedigen”, “Even goed blijven bij de feiten”, Als begeleider hoor je dit zelf ook te weten.[…] [projectleider 2] ziet niet het geheel en zeker niet de rode lijn en dat baart mij enorm zorgen”, “Mij moet [projectleider 2] met micro-managen omdat hij mijn tempo niet kan bijhouden” en “Maak je niet druk ik heb het scherp”.[projectleider 2] heeft [verzoekster] te kennen gegeven dat hij haar reactie ongepast vindt, waarop [verzoekster] dan weer antwoordt:
“Jammer om zo een onzekere kant van een begeleider te zien; de zelfverdediging spreekt voor zich.”.Door de manier waarop [verzoekster] communiceert, verslechtert de verhouding tussen haar en haar begeleiders, in het bijzonder [projectleider 2], verder.
“[projectleider 2] wil hier graag op reageren, maar [verzoekster] zegt dat het dan toch weer zelfverdediging wordt van [projectleider 2]”, “[verzoekster] vraagt of [projectleider 2] een time out opgelegd kan krijgen”en
“[verzoekster] vindt de leugens van [projectleider 2] onuitstaanbaar en vraagt nogmaals of zij een andere begeleider/copromotor kan krijgen.”.Uit dit gespreksverslag volgt dat [verzoekster] zich blijft verzetten tegen de begeleiding van [projectleider 2], terwijl Erasmus MC haar eerder al duidelijk had gemaakt dat [projectleider 2] onlosmakelijk aan het traject is verbonden, en dat zij zich op ongepaste wijze tegen en over hem uitlaat. Ook kan uit het gespreksverslag worden afgeleid dat [verzoekster] weinig zelfreflectie toont, aangezien zij aangeeft dat [projectleider 2] moet stoppen met ‘de e-mails’, terwijl het steeds [verzoekster] is die zich in negatieve en disrespectvolle manier uitlaat in haar e-mails en meerdere begeleiders haar hebben geadviseerd meer persoonlijk te overleggen en minder per e-mail.
Erasmus MC nooit van plan was om haar te laten promoveren, geldt dat het ook met een arbeidsovereenkomst als Wetenschappelijk Onderzoeker mogelijk is om te promoveren. Uit de stukken is bovendien af te leiden dat dit steeds het doel van Erasmus MC was en is gebleven, zoals [leidinggevende] ook in zijn e-mail van 26 oktober 2020 nog schrijft. Ook dit verwijt toont aan dat bij [verzoekster] sprake is van een groot wantrouwen jegens Erasmus MC, dat niet gerechtvaardigd wordt door de feiten.
grief IIIbetoogt [verzoekster] dat herplaatsing in de rede lag. [verzoekster] voert aan dat Erasmus MC een verplichting heeft om te onderzoeken of zij herplaatst kan worden en dat de kantonrechter dit heeft miskend. Alleen als sprake is van ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen, zou een dergelijke verplichting niet bestaan, aldus [verzoekster].
Herplaatsing ligt niet in de rede
subsidiair“voor het geval uw hof zou afzien van het gevraagde herstel”een billijke vergoeding in de zin van art. 7:683 lid 3 BW toe te kennen. Omdat naar het oordeel van het hof de ontbinding van de arbeidsovereenkomst terecht is toegewezen, komt het hof niet toe aan toekenning van een billijke vergoeding op deze grondslag. Het ziet voor het overige ook geen grondslag en reden voor de toekenning van een billijke vergoeding. Van ernstig verwijtbaar handelen van Erasmus MC is namelijk geen sprake.
principaal hoger beroepgeen doel treft. Aan de behandeling van het
voorwaardelijk incidenteel hoger beroepkomt het hof dan niet toe. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. De verzoeken van [verzoekster] zullen worden afgewezen. [verzoekster] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het principaal hoger beroep worden veroordeeld. Deze proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Beslissing
- bekrachtigt de door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam, tussen partijen gegeven beschikking van 6 juli 2021;
- wijst de verzoeken van [verzoekster] af;
- veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Erasmus MC tot op heden begroot op € 5.610,-- aan griffierecht en € 3.342,-- aan salaris advocaat (3 punten, tarief II);
- verklaart deze beschikking ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.