ECLI:NL:HR:2023:1711

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
23/03314
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door F.J.H.M. Berndsen, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juli 2023. Het beroep in cassatie was ingesteld onder nummer 23/03314. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte.

De griffier van de Hoge Raad heeft op 6 september 2023 een bericht geplaatst in het digitale dossier van belanghebbende, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 18 oktober 2023. Tevens is er op dezelfde datum een kennisgeving naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen op 6 september 2023, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb.

Aangezien belanghebbende het verzuim niet heeft hersteld, heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03314
Datum8 december 2023
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door F.J.H.M. Berndsen, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juli 2023, nr. BK-ARN 21/01001 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 6 september 2023 in het digitale dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na die datum te herstellen. Die termijn eindigde op 18 oktober 2023. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitale dossier van belanghebbende is eveneens op 6 september 2023 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 6 september 2023.
Belanghebbende heeft het hiervoor bedoelde verzuim niet hersteld. Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023.