Uitspraak
28 januari 2025
[woonplaats](hierna: verzoeker)
De procedure
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen raadsheer mr. A.J.H. van Suilen, die belast was met de behandeling van zijn hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. Verzoeker had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan, maar was van mening dat de raadsheer partijdig was omdat zijn verzoek om de voorlopige voorziening en de hoofdzaak afzonderlijk te behandelen, zonder inhoudelijke motivering was afgewezen. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 15 januari 2025, maar verzoeker was niet verschenen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker niet in de gelegenheid was gesteld om vragen te beantwoorden over de gronden van zijn wrakingsverzoek, maar heeft desondanks besloten het verzoek af te wijzen. De wrakingskamer oordeelde dat de procedurele beslissing van de raadsheer geen grond voor wraking kan zijn, aangezien deze beslissing niet getuigt van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. De beslissing van de wrakingskamer werd op 28 januari 2025 openbaar uitgesproken.