2.1In cassatie kan in beide zaken van het volgende worden uitgegaan:
(i) Partijen zijn in 1992 onder huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd.
(ii) In de huwelijkse voorwaarden is bepaald dat tussen partijen iedere vermogensrechtelijke gemeenschap is uitgesloten, met uitzondering van, kort gezegd, een beperkte gemeenschap ten aanzien van de echtelijke woning en een eventueel vakantiehuis van partijen.
(iii) In 2014 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. De echtscheiding is op 5 november 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
(iv) Art. 8 van de huwelijkse voorwaarden luidt als volgt:
“Indien het huwelijk wordt ontbonden door echtscheiding, alsmede in geval van scheiding van tafel en bed, zullen door de echtgenoten tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken worden verrekend/verevend op de door de Nederlandse wet voorgeschreven wijze. Indien alsdan in Nederland geen wettelijke regeling ter zake bestaat, dan zal door de echtgenoten onderling worden verrekend het door de echtgenoten tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen (mitsdien niet het weduwen- en weduwnaarspensioen), analoog aan de thans in de Nederlandse rechtspraak ontwikkelde wijze voor het geval echtgenoten zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Tenzij partijen bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed anders overeenkomen zal de verrekening/verevening tussen hen alleen plaatsvinden als, en niet eerder plaatsvinden dan nadat, het ouderdomspensioen onvoorwaardelijk tot uitkering komt, of bij afkoop van in de verrekening/verevening betrokken pensioenrechten, en zal, indien de pensioenrechten leiden tot periodieke uitkeringen, de afrekening plaatsvinden in de vorm van uitkering van een gedeelte van die betalingen.
De man verplicht zich het weduwepensioen her te verzekeren bij een verzekeringsmaatschappij.
Alle vanaf heden door de man en de vrouw gezamenlijk te sluiten risicoverzekeringen dan wel gemengde verzekeringen in welke vorm ook, zullen het eigendom zijn van beide echtgenoten. De waarde van de betreffende verzekering zal bij echtscheiding bij helfte worden verdeeld. De te betalen premie worden geacht te behoren tot de kosten van de huishouding.”
(v) De man en de vrouw hebben beiden pensioen opgebouwd bij Pensioenfonds Metaal en Techniek (hierna: PMT).
(vi) De man heeft verder in eigen beheer pensioen opgebouwd bij [Beheer] B.V. (hierna: Beheermaatschappij), waarvan hij directeur en enig aandeelhouder is. De pensioenovereenkomst tussen de man en Beheermaatschappij van 27 mei 2004 (hierna: de pensioenovereenkomst) luidt onder meer als volgt:
“
Artikel 19 Voorbehoud aanpassing pensioenaanspraken
Werkgever kan, ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de PSW, de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. De pensioenaanspraken worden in dat geval aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.
Indien de resultaten van werkgever – uitsluitend ter beoordeling van werkgever – de toegezegde aanspraken voor de toekomst niet meer toelaten, kan werkgever de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. Werkgever beraadt zich dan met werknemer en/of andere gerechtigden omtrent de aanpassing van de toekomstige aanspraken aan de gewijzigde omstandigheden.
De aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen van werknemer kunnen zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. In dat geval dienen de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant waaruit dit blijkt overlegd te worden.
De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van werknemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW.
Indien de sociale, fiscale of pensioenregelgeving wordt gewijzigd of een wettelijk verplichte pensioenvoorziening wordt ingevoerd, kan werkgever deze pensioenovereenkomst aanpassen indien en voorzover die wijziging of die invoering de aanpassing noodzakelijk maakt. Onder een noodzakelijke aanpassing wordt ook begrepen een aanpassing met het oog op voortzetting van de fiscale faciliëring van de uit deze overeenkomst voortvloeiende pensioenrechten.
De hiervoor bedoelde aanpassingen hebben geen gevolgen voor de op dat moment reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Bij verlaging van het loon worden reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet verlaagd.”
(vii) Een addendum (“Aanvulling op de pensioenovereenkomst voor directeur grootaandeelhouder met pensioen in eigen beheer, d.d. 26 mei 2004”) bij de pensioenovereenkomst (hierna: het addendum) luidt onder meer als volgt:
“overwegende dat de financiële situatie vraagt om aanpassing van de pensioentoezegging en dat artikel 19 van genoemde pensioenovereenkomst de mogelijkheid tot het aanpassen van de pensioenregeling uitdrukkelijk open laat,
verklaren dat zij, in aanvulling op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst en pensioenovereenkomst, het volgende overeen zijn gekomen:
de verdere opbouw van pensioenen is thans stopgezet. Er vindt tot nader overeen te komen tijdstip geen toevoeging aan de pensioenreserve plaats, noch worden premiebetalingen voor pensioenrechten gedaan. Alle pensioenrechten worden beperkt tot de pensioenen die kunnen worden aangekocht voor de thans aanwezige reserve.”
(viii) Voor de man en de vrouw zijn voorts met pensioen te vergelijken aanspraken opgebouwd in diverse verzekeringspolissen.