ECLI:NL:HR:2023:1457
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake onroerendezaakbelastingen en waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X], tegen het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 mei 2022, nr. BK-21/00377, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/2163). De kwestie draait om de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Leiden voor het jaar 2019, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld, waarop het dagelijks bestuur van de belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland een verweerschrift heeft ingediend. Belanghebbende heeft ook een conclusie van repliek ingediend en twee verzoeken om wraking gedaan. De Hoge Raad heeft op 19 mei 2023 het verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer afgewezen en op 22 september 2023 ook het verzoek om wraking van de raadsheren J. Wortel, P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk afgewezen.
Na beoordeling van de klachten over de uitspraak van het Hof heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2023.