Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
3.De oordelen van het Hof
4.Beoordeling van de klachten
De naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting
De wijze waarop de hoogte en de lengte van de laadruimte worden vastgesteld, is uitgewerkt in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling Mrb. Uit artikel 3, lid 1, tweede volzin, van de Uitvoeringsregeling Mrb volgt dat in een geval als het onderhavige, waarin het gaat om een bestelauto waarin een vaste wand ter afscheiding van de bestuurderszitplaats ontbreekt, de laadruimte als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Wet Mrb aanvangt direct achter de zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder die in de achterste stand zijn geplaatst.
Voor het overige kan het hiervoor in 3.1.2 weergegeven oordeel van het Hof, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, door de Hoge Raad in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht.De klachten falen in zoverre.
5.Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure
Indien eenboete van € 1.000 of meer wordt vernietigd, kan compensatie voor de verdragsschending met overeenkomstige toepassing van artikel 8:73 Awb worden verleend in de vorm van een vergoeding van immateriële schade op eenzelfde wijze als in een zaak waarin geen boete aan de orde is. [4] Daarvoor is op grond van artikel 8:73, lid 1, Awb een verzoek vereist.
Indien zo’n verzoek niet is gedaan, kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn van artikel 6, lid 1 EVRM is overschreden. Hetzelfde geldt indien een boete van minder dan € 1.000 wordt vernietigd. [5]
.Daarom kent de Hoge Raad belanghebbende wat betreft de boetebeschikking evenmin een vergoeding toe en volstaat de Hoge Raad met de constatering dat de redelijke termijn in de cassatieprocedure is overschreden.