De Hoge Raad:
in het beroep van [eiser 2]:
- verklaart [eiser 2] niet-ontvankelijk;
- veroordeelt [eiser 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser 2] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
in het incident tot voeging van [eiser 2]:
- wijst af de vordering tot voeging van [eiser 2];
- veroordeelt [eiser 2] in de kosten van het incident, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser 2] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
in het beroep van [eiseres 1]:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 oktober 2021, voor zover gewezen tussen [eiseres 1] en [verweerder];
- wijst het geding terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres 1] begroot op € 2.260,03 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.