ECLI:NL:HR:2022:99
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] te [Z], vertegenwoordigd door R. Zilver, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 1 juni 2021, waarin het verzet van belanghebbende werd behandeld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 22 juli 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen, maar belanghebbende heeft dit verzuim niet hersteld. Hierdoor heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.