Uitspraak
gevestigd te Eindhoven,
gevestigd te Hilvarenbeek,
wonende te [woonplaats], België,
woonplaats kiezende te Den Haag,
2.Uitgangspunten en feiten
Ook in de huidige tekst van art. 52 Wjsg staat dat alleen uitzonderingen aan de orde zijn waarin de Wjsg zelf voorziet. (rov. 3.8.2.8-3.8.2.9)
Art. 39b Wjsg gaat (slechts) over gegevensverwerking. De regels over gegevensverstrekking staan in art. 39f Wjsg, met daarbij behorend een uitgebreid gereglementeerd verstrekkingsregime. Daaruit blijkt geen onbeperkte getuigplicht zoals Box Consultants c.s. voorstaan. (rov. 3.8.2.10)
De Wpg lijkt iets anders te bepalen. Sinds 2008 is in art. 7 Wpg sprake van een uitzondering “voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht”. “Deze wet” is dus vervangen door “de wet”. (rov. 3.8.2.11-3.8.2.12)
Uit de parlementaire geschiedenis van de Wpg blijkt dat in art. 7 Wpg niet langer een geheimhoudingsplicht is vervat die ook gaat boven bepalingen die een getuigplicht bevatten. (rov. 3.8.2.13)
In algemene zin komt in ieder geval op grond van art. 52 Wjsg aan de officieren van justitie en opsporingsambtenaren als getuige in een civiel getuigenverhoor een verschoningsrecht toe ter borging van deze geheimhoudingsplicht. De afweging wat in geval van een civiel getuigenverhoor zwaarder weegt (waarheidsvinding of geheimhouding) heeft de wetgever al gemaakt. Aan een belangenafweging komt het hof niet toe. (rov. 3.8.3)
Of dit op de Wjsg gebaseerde verschoningsrecht wordt ingeroepen, is aan de getuige. Indien de getuige het verschoningsrecht eerder niet heeft ingeroepen, betekent dit niet dat is erkend dat een verschoningsrecht niet van toepassing is. (rov. 3.8.4)
Dat de verzochte informatie mede betrekking heeft op Box Consultants c.s., doet aan de mogelijkheid het verschoningsrecht in te roepen niet af. Voor het feit dat de oud-werknemer geen bezwaar zou maken geldt hetzelfde, nog los van het feit dat geen bezwaar maken niet hetzelfde is als ‘instemmen’. (rov. 3.8.5)
De in civiele zaken en fiscale zaken aan te leggen maatstaf is dat de rechter een beroep op een verschoningsrecht tamelijk marginaal moet toetsen. Verder moet ten aanzien van de belastingambtenaar dezelfde conclusie worden getrokken als ten aanzien van de officier van justitie en de opsporingsambtenaar in relatie tot de Wjsg. Voor het geval door de desbetreffende ambtenaren ook werkzaamheden zijn verricht die kwalificeren als werkzaamheid in de zin van art. 67 AWR, bestaat er voorts een dubbele grondslag voor een in te roepen verschoningsrecht. (rov. 3.8.7)
Aan de getuige komt een verschoningsrecht toe, hetzij gebaseerd op de AWR, hetzij gebaseerd op de Wjsg, hetzij op beide regelingen, en niet op grond van de Wpg. Per vraag kan de getuige zich op genoemd verschoningsrecht beroepen en zal moeten worden beoordeeld in hoeverre dat terecht is. (rov. 3.9)
[de belastingambtenaar] heeft geweigerd vragen te beantwoorden over de IRS-brief, nu de informatie waarnaar wordt gevraagd, ziet op fiscale aangelegenheden. [de belastingambtenaar] heeft zich erop beroepen dat hij daarover niet kan verklaren en dat hij zich beroept op zijn verschoningsrecht met betrekking tot alle vragen over gegevens die hij uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft gekregen. (rov. 3.12.1)
De kantonrechter heeft dit beroep verworpen nu zij geen verschoningsrecht als gebaseerd op een geheimhoudingsplicht krachtens de AWR aanwezig achtte met betrekking tot de IRS-brief. Voorts heeft zij het beroep op een verschoningsrecht van [de belastingambtenaar] aangaande de vraag of hij de melding heeft gedaan, afgewezen op de grond dat niet valt in te zien dat beantwoording van die vraag informatie vrijgeeft die geheim dient te blijven. (rov. 3.12.2)
Het hof oordeelt anders over de vraag of de AWR ten aanzien van de IRS-brief een verschoningsrecht kan opleveren. Dit verschoningsrecht ziet immers op alle informatie, dus ook op informatie waarvan wordt betoogd dat deze vals zou zijn of informatie gerelateerd aan een stuk waarvan zou vaststaan dat dit vals zou zijn. De opvatting van Box Consultants over waar de IRS-brief betrekking op heeft, doet bij dit oordeel niet ter zake. Ten aanzien van de vraag aangaande de melding komt [de belastingambtenaar] vanwege zowel art. 67 AWR als art. 52 Wjsg een beroep toe op een verschoningsrecht. (rov. 3.12.3-eerste)
Vragen aangaande het verloop en de inhoud van het onderzoek door de Belastingdienst naar de IRS-brief, inclusief het ontvangen van de brief en het moment daarvan, dan wel het moment van enige melding in het kader van het strafrechtelijk onderzoek, vallen in dit geval buiten redelijke twijfel onder hetgeen niet onthuld mag worden, respectievelijk nog niet onthuld mag worden. Een verdere belangenafweging is niet aan de orde. In deze zaak is in ieder geval geen sprake van zodanig uitzonderlijke omstandigheden dat op het verschoningsrecht een uitzondering moet worden gemaakt, waarbij het belang van de waarheidsvinding voorrang behoort te krijgen. (rov. 3.12.3-tweede)
Het beroep op het verschoningsrecht slaagt derhalve ten aanzien van de onderhavige vragen en alle daarop direct voortbouwende vragen. (rov. 3.12.4)
De vraag of [de belastingambtenaar] de procedure van de ATV-richtlijn heeft gevolgd, is terecht belet. Los daarvan geldt dat [de belastingambtenaar] zowel op grond van art. 67 AWR als op grond van art. 52 Wjsg ten aanzien van deze vraag tevens een verschoningsrecht toekomt, dat hij terecht heeft ingeroepen. Vragen aangaande het verloop en de inhoud van het strafrechtelijk onderzoek vallen in dit geval buiten redelijke twijfel onder hetgeen niet onthuld mag worden, respectievelijk nog niet onthuld mag worden. Een verdere belangenafweging is niet aan de orde. In deze zaak is in ieder geval geen sprake van zodanig uitzonderlijke omstandigheden dat op het verschoningsrecht een uitzondering moet worden gemaakt, waarbij het belang van de waarheidsvinding voorrang behoort te krijgen. (rov. 3.13.5)
3.Beoordeling van het middel
Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht ingevolge de AWR
détournement de pouvoir(art. 3:3 Awb) en de in art. 7:18 en 8:42 Awb neergelegde verplichtingen van de inspecteur en de ontvanger om inzage te geven in “alle op de zaak betrekking hebbende stukken”.
4.Beslissing
20 mei 2022.