ECLI:NL:HR:2022:675
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, die woonachtig is in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 september 2021. Belanghebbende had niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland en was niet tijdig in gebreke gebleven met het betalen van het griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 14 januari 2022 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Aangezien het griffierecht niet binnen deze termijn was voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 23 februari 2022 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. In een reactie op 10 maart 2022 verzocht belanghebbende om ontheffing van betaling van het griffierecht, maar heeft niet tijdig kenbaar gemaakt dat zij voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht. De Hoge Raad oordeelde dat belanghebbende niet in verzuim was geweest en verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.