ECLI:NL:HR:2022:675

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
21/04997
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, die woonachtig is in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 september 2021. Belanghebbende had niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland en was niet tijdig in gebreke gebleven met het betalen van het griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 14 januari 2022 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Aangezien het griffierecht niet binnen deze termijn was voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 23 februari 2022 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. In een reactie op 10 maart 2022 verzocht belanghebbende om ontheffing van betaling van het griffierecht, maar heeft niet tijdig kenbaar gemaakt dat zij voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht. De Hoge Raad oordeelde dat belanghebbende niet in verzuim was geweest en verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04997
Datum29 april 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], Marokko, (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 september 2021, nr. 20/2578 ANW-PV [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 januari 2022 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 23 februari 2022, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. In een van belanghebbende op 10 maart 2022 via de Centrale Raad van Beroep ontvangen reactie verzoekt zij om ontheffing van betaling van het griffierecht. Voor zover die reactie moet worden opgevat als een beroep op betalingsonmacht, heeft belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar gemaakt dat zij voldoet aan het criterium voor betalingsonmacht zoals weergegeven in onderdeel 2.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015 [2] . Hetgeen belanghebbende in de op 10 maart 2022 ontvangen reactie voor het overige aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2022.