ECLI:NL:HR:2022:641
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verrekening van voorlopige aanslag en fictieve weigering bij uitblijven van beslissing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de verrekening van door belanghebbende op een voorlopige aanslag verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Ontvanger, maar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat er geen mogelijkheid is om bij de bestuursrechter op te komen tegen het uitblijven van een beslissing op een bezwaar tegen een verrekeningsbesluit. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.