ECLI:NL:HR:2022:43
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over omzetting stakingswinst in lijfrente en de gevolgen voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de omzetting van stakingswinst in een lijfrente en de gevolgen daarvan voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). De belanghebbende, vertegenwoordigd door G.M.C.M. Staats, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 11 februari 2021, waarin de Rechtbank oordeelde dat de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw correct was opgelegd. De belanghebbende had in 2016 zijn onderneming gestaakt en een deel van de stakingswinst omgezet in een lijfrente, maar de Inspecteur had geen rekening gehouden met deze omzetting bij het vaststellen van het bijdrage-inkomen.
De Hoge Raad oordeelde dat de premie voor de stakingslijfrente niet in mindering kan worden gebracht op het bijdrage-inkomen voor de Zvw. De Rechtbank had terecht onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën verzekerden en geoordeeld dat de gevallen van de belanghebbende niet gelijkgesteld konden worden aan die van andere ondernemers die een oudedagsvoorziening opbouwen. De Hoge Raad bevestigde dat de wetgever geen gelijke behandeling heeft beoogd voor deze gevallen, en dat de klachten van de belanghebbende niet konden leiden tot cassatie.
De Hoge Raad concludeerde dat de wetgever bij de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw geen rekening heeft gehouden met draagkrachtverminderende factoren, en dat de gemaakte afwegingen door de wetgever niet onredelijk waren. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en legde geen proceskosten op.