Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Uitgangspunten en feiten
De rechtbank heeft de vordering in conventie toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen.
Na verdere briefwisseling van partijen heeft de rolraadsheer van het hof dit verzoek bij rolbeslissing van 30 november 2021 afgewezen (hierna: de tweede rolbeslissing). Daartoe heeft de rolraadsheer onder meer als volgt overwogen:
3.Beoordeling van het middel
Onderdeel 2.1 klaagt dat het hof, voor zover het wel is uitgegaan van het juiste beoordelingskader, zijn oordeel niet toereikend heeft gemotiveerd. Het hof heeft niet kenbaar gerespondeerd op de essentiële stellingen van [eiser] dat BSMN de memorie van grieven reeds een dag vóór de roldatum heeft ontvangen en aldus niet in haar procedurele belangen is geschaad. Onderdeel 2.2 klaagt dat zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom de door [eiser] aangevoerde omstandigheden niet meebrengen dat het onaanvaardbaar is vast te houden aan de akte niet-dienen.
Deze klachten lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
De eisen van een goede procesorde kunnen, in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval, meebrengen dat het onaanvaardbaar is om akte niet-dienen te verlenen, ook al is aan de voorwaarden van art. 133 lid 4 Rv voldaan.
De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven bindende eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. [1] De rechter dient te motiveren waarom het terugkomen van de eerder gegeven bindende eindbeslissing geboden is. [2] Het voorgaande geldt in gelijke zin voor het terugkomen van een beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen. Daarvoor zijn dus geen bijzondere, in de zin van uitzonderlijke, door de rechter nauwkeurig aan te geven omstandigheden vereist. In zoverre komt de Hoge Raad terug van zijn arrest van 4 september 2015 [3] .
Het oordeel van het hof in de tweede rolbeslissing berust op een onjuiste rechtsopvatting voor zover het uitgaat van een andere maatstaf dan hiervoor in 3.3 weergegeven.
Voor zover het hof is uitgegaan van de juiste maatstaf, is dat oordeel onvoldoende gemotiveerd. Het hof heeft niet gerespondeerd op de stelling van [eiser] dat BSMN de memorie van grieven reeds een dag vóór de roldatum heeft ontvangen en dat BSMN dus niet in haar procedurele belangen is geschaad. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.3 en 3.4 is overwogen, kan deze omstandigheid van belang zijn bij de beoordeling of de eisen van een goede procesorde meebrengen dat van de beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen moet worden teruggekomen. Het hof had deze stelling dan ook niet onbesproken mogen laten.
4.Beslissing
16 december 2022.