ECLI:NL:HR:2022:1807
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende onroerendezaakbelastingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen het Dagelijks Bestuur van de Belasting samenwerking Oost-Brabant. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 februari 2022, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld. De zaak betrof de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019 met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022.