In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 29 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn agrarisch object beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 424.000 voor het kalenderjaar 2022, wat door eiser werd betwist. Eiser stelde dat er in eerdere procedures fouten waren gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde voldoende had onderbouwd met een taxatierapport. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor gebruiker niet-woning terecht is opgelegd. Eiser werd gewaarschuwd dat hij in toekomstige procedures in de proceskosten kan worden veroordeeld, omdat hij kennelijk onredelijk gebruikmaakt van het procesrecht. De rechtbank benadrukt dat eiser in zijn beroepsgronden niet concreet heeft betwist dat de taxatie onjuist was en dat hij geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven voor zijn bepleite lagere waarde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding en terugbetaling van griffierecht af.