ECLI:NL:HR:2022:157
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Delft
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Delft. De belanghebbende, vertegenwoordigd door B. de Jong, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 11 december 2020, waarin het Hof de naheffingsaanslag had bevestigd. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van de belanghebbende gedeeltelijk op een parkeerplaats stond waar betaald parkeren geldt en gedeeltelijk op de stoep, zonder dat er parkeerbelasting was betaald.
Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende geparkeerd had op een door het College aangewezen plaats en dat de wijze van parkeren niet in strijd was met de gemeentelijke verordening. De belanghebbende stelde dat het Hof ten onrechte had besloten om hem niet ter zitting te horen, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit middel niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, maar bepaalde wel dat het College de kosten van het cassatieberoep en het griffierecht aan de belanghebbende moest vergoeden. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere oordelen van het Hof en de rechtbank, maar erkent ook de onterechtheid van het achterwege laten van de mondelinge behandeling door het Hof.