ECLI:NL:HR:2022:1090

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
21/01868
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag als bestuurder na bestuurscrisis en motiveringsklachten over belang bij vernietigbaarheid ontslag

In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen de Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (SIO), gevestigd te Amsterdam. De zaak betreft een kort geding waarin [eiser] is ontslagen als bestuurder na een bestuurscrisis. De Hoge Raad heeft de arresten van het gerechtshof Amsterdam beoordeeld, die eerder in deze zaak zijn gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten, waaronder het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 juni 2020 en de arresten van het gerechtshof van 2 maart 2021 en 6 april 2021. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/01868
Datum15 juli 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
STICHTING ISLAMITISCH ONDERWIJS NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: SIO,
advocaat: E.M. Tjon-En-Fa.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/13/684624/KG ZA 20-479 van de rechtbank Amsterdam van 10 juni 2020;
de arresten in de zaak 200.280.119/01 van het gerechtshof Amsterdam van 2 maart 2021 en 6 april 2021.
[eiser] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
SIO heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor SIO toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SIO begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
15 juli 2022.