Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grieven 1, 2 en 3 (gedeeltelijk)zich daartegen richten, niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties, en rekening houdend met de grieven 1 tot en met 3, komen de feiten neer op het volgende.
“BestuurArtikel 43. Het bestuur bestaat uit maximaal tien toezichthoudende bestuursleden, hierna te noemen het algemeen bestuur en één uitvoerend bestuurslid, hierna te noemen het dagelijks bestuur of de directeur-bestuurder.4. De directeur-bestuurder maakt deel uit van het bestuur. Hij wordt benoemd door het algemeen bestuur. (…)”5. De leden van het algemeen bestuur worden benoemd door het algemeen bestuur. (...)
Vergaderingen Algemeen BestuurArtikel 101. Ieder jaar worden tenminste vier vergaderingen gehouden (…)2. Vergaderingen zullen voorts worden gehouden wanneer de voorzitter dit wenselijk acht, of indien tenminste twee/derde van de overige bestuursleden, daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richten. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft, zodanig dat de vergadering wordt gehouden binnen drie weken na het verzoek, zijn de verzoekers zelf bevoegd de vergadering bijeen te roepen, met inachtneming van de vereiste formaliteiten.3. De oproep tot de vergadering geschiedt – behoudens het in lid 2 bepaalde – door of namens de voorzitter, tenminste veertien dagen tevoren, (…)De oproepbrieven vermelden (…) de te behandelen onderwerpen. (…)7. De vergaderingen van het algemeen bestuur worden als regel bijgewoond door de directeur-bestuurder, tenzij het algemeen bestuur besluit buiten aanwezigheid van de directeur-bestuurder te willen vergaderen.”BestuursbesluitenArtikel 111. Behoudens het bepaalde in artikel 12, dient de meerderheid van de zittende leden van het algemeen bestuur aanwezig of vertegenwoordigd te zijn om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen.Indien aan voormelde voorwaarde niet wordt voldaan kan de voorzitter van die vergadering een nieuwe vergadering uitschrijven. Deze tweede vergadering zal worden gehouden tenminste tien en ten hoogste dertig dagen daarna. In deze tweede vergadering kan worden beslist ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden. Dit dient in de oproep voor die vergadering te worden gemeld.2. Alle besluiten -met uitzondering van die genoemd in artikel 12- worden genomen met gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.3. Elk bestuurslid heeft één stem.5. Mocht bij stemming over personen bij de eerste stemming geen meerderheid worden verkregen, dan heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.(…)”Bijzondere BestuursbesluitenArtikel 121. (…)2. Een besluit tot ontslag van een bestuurslid (artikel 4 lid 3 sub e.) kan slechts worden genomen in een vergadering waarin alle overige bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zodat de aanwezigheid of vertegenwoordiging niet noodzakelijk is voor degene over wiens ontslag wordt gestemd.3. Indien het volgens de vorige leden vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig of vertegenwoordigd is, wordt een tweede vergadering gehouden, tenminste tien en ten hoogste dertig dagen daarna. In deze tweede vergadering kan - ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden - het betreffende besluit worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde deel van de geldig uitgebrachte stemmen.4. In beide gevallen dient in de oproep tot de vergadering te worden vermeld, dat een onderwerp als omschreven in lid 1 dan wel lid 2 aan de orde komt.5. (…)6. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen over alle aan de orde komende onderwerpen, ook die vallende onder de onderwerpen die zijn genoemd in lid 1, mits alle bestuursleden zich schriftelijk en met algemene stemmen voor het voorstel uitspreken. (…)”
Artikel 3- Bestuur en intern toezichtDe verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van het bestuur van de stichting is ingericht op basis van de volgende uitgangspunten:* het algemeen bestuur oefent binnen de stichting het intern toezicht uit door middel van een goedkeuringsrecht ten aanzien van het strategisch beleid van de stichting en andere door het dagelijks bestuur te nemen majeure besluiten, alsmede door uitoefening van toezicht op de door het dagelijks bestuur gerealiseerde bestuurlijke processen en resultaten.Artikel 7- Opgedragen taken en bevoegdheden en beperkingen2. Het algemeen bestuur behoudt de volgende taken en bevoegdheden aan zichzelf:b) de benoeming, de schorsing en het ontslag van het dagelijks bestuurslid c.q. directeur bestuurder en, voor zover van toepassing, de directeur;c) de uitoefening van het werkgeverschap ten aanzien van het dagelijks bestuurslide) het toezien op het dagelijks bestuur, waaronder de naleving door het dagelijks bestuur van wettelijke verplichtingen en algemeen aanvaarde codes voor goed bestuur;n) het gevraagd en ongevraagd adviseren van het dagelijks bestuur;p) het benoemen, schorsen en ontslaan van leden van het algemeen bestuur en voorzien in de eigen orde.
“8. Het intern toezicht beslist als werkgever over de profielschets, benoeming, arbeidsvoorwaarden en beloning en beoordeling, schorsing en ontslag van de leden van het bestuur. (…)”
2.9
In een e-mail van 10 mei 2020, 21.57 uur, van [appellant] aan [Y] staat het volgende:
“Volgens de vaste vergaderdata staat er op 23 mei a.s. een bestuursvergadering gepland. Bij deze wil ik de volgende agendapunten toevoegen;3. Stemming over wisseling functie voorzitterschap.”2.1
In een e-mail van 10 mei 2020, 23.07 uur, en een aangetekend verzonden brief van 11 mei 2020 heeft [appellant] aan [Y] verzocht een bestuursvergadering uit te schrijven, met als onderwerp het ontslag van [Y] als voorzitter en bestuurslid.
“Voorts hebben twee bestuursleden u als voorzitter bij brief van 11 mei 2020 verzocht een vergadering uit te schrijven met als onderwerp stemming voorzitterschap en uw ontslag als bestuurslid (…). U als voorzitter heeft niet aan dit verzoek voldaan, doch in plaats daarvan twee andere vergaderingen op 25 en 27 mei 2020 aangekondigd. Dit is aan te merken als weigering de gevraagde vergadering uit te roepen, zodat verzoekers thans gerechtigd zijn deze gevraagde vergadering zelf uit te roepen (…). Gelet daarop nodig ik u namens verzoekers uit voor deze extra vergadering te houden op 23 mei a.s. na afloop van de reguliere vergadering om 21:00 uur.”
2.15
heeft in een e-mail van 22 mei 2020 met als onderwerp “(aangepast) algemeen bestuursvergadering SIO datum 25 mei 2020” aan [appellant] het volgende geschreven:
“(…) Ten behoeve van onze ingelaste Algemeen bestuursvergadering op maandag 25 mei a.s. om 09.00 uur (…) verwijs ik je graag i.v.m. een aanvulling op de agenda naar onderstaande 2 krantenartikelen (…).Mocht u om wat voor reden dan ook niet op tijd aanwezig kunnen zijn, laat mij dat dan voortijdig weten zodat we e.e.a. maandag 25 mei a.s. om 9:00 uur middels een conference call alsnog telefonisch kunnen beleggen.”Als bijlage bij deze e-mail is gevoegd de hiervoor onder 2.8 genoemde e-mail van [Y] aan [X] voor de vergadering van 25 mei 2020 met als agendapunt (onder meer) het voornemen tot schorsing van [X] .
2.17
Tijdens de bestuursvergadering van 25 mei 2020 is [X] geschorst als statutair bestuurder en als bestuurder-directeur. In een brief van 25 mei 2020 hebben [X] en [appellant] aan [Y] geschreven dat de besluitvorming op de vergadering van die dag nietig is vanwege hun afwezigheid en hebben zij hem verzocht het schorsingsbesluit in te trekken.
“(…) Aan u is middels de agenda van onze bestuursvergadering d.d. 27 mei 2020 het voornemen tot uw ontslag kenbaar gemaakt. U bent in de gelegenheid gesteld om tijdens deze vergadering (…) uw zienswijze te geven omtrent uw ontslag. Hiervan heeft u geen gebruik gemaakt. Zaken die tijdens de vergadering van 27 mei 2020 als grondslag benoemd zijn betreffen o.a.:- Bewuste misgebruik van bestuurlijke positie door o.a. willens en weten handelen in strijd met de statuten en het niet naleven van de wet- en regelgeving;- ( Sterk vermoeden en) concrete signalen van het achteraf tegenstrijdige of valselijk opmaken geschriften, die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen om eigen belangen te dienen. Zoals bijvoorbeeld het achteraf opmaken van één of meer bestuursbesluiten teneinde met terugwerkende kracht te doen overkomen alsof er een rechtsgeldige bestuursvergadering (23 mei jl.) heeft plaatsgevonden en daarin rechtsgeldige besluiten zijn genomen;- Vertrouwensbreuk tussen de voorzitter, de heer [Y] en de secretaris/penningmeester, de heer [appellant] .Op grond van het bovenstaande heeft het algemeen bestuur, in het belang van de school, het onderwijsproces en de stichting besloten u te ontslaan met directe ingang van 27 mei 2020 (…).”
“Dit besluit in deze vergadering is tot stand gekomen middels 1 stem voor en géén stem tegen waarbij met de aanwezigheid van de voorzitter wordt voldaan aan de statutaire bepaling dat “alle overige bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn” (…).”
3.Beoordeling
I en II: in afwachting van de vernietiging van de betreffende besluiten, de schorsing en het ontslag van [X] zou opheffen althans buiten werking stellen totdat de rechter in een bodemprocedure daarover heeft geoordeeld;
III: SIO zou gebieden [X] weer tot het werk toe te laten met een verbod om hem opnieuw te schorsen of ontslaan;
V: SIO te bevelen om een rectificatie aan derden te verzenden;
VI: te bepalen dat SIO een dwangsom van € 10.000,- verschuldigd is voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij geheel of gedeeltelijk niet aan het vonnis voldoet, met een maximum van € 100.000,-;
VII. althans zodanige voorzieningen jegens SIO te treffen als de voorzieningenrechter redelijk en billijk voorkomt;
VIII. met veroordeling van SIO in de proceskosten.
I. [X] te veroordelen over te gaan tot het overhandigen aan [Y] van alle bescheiden, waaronder sleutels van en horende bij het schoolgebouw, bankpasjes, gebruikersnamen en wachtwoorden, codes en overige zaken die essentieel zijn om de dagelijkse gang van zaken aangaande de school voort te kunnen zetten.
- niet te begeven op het schoolterrein en in het schoolgebouw;
- op geen enkele manier contact te hebben met het personeel en de leerlingen, de ouders van de leerlingen en alle andere op enigerlei wijze bij het Haga Lyceum betrokken personen;
III. [X] en [appellant] te veroordelen om zich blijven te onthouden van alle mogelijke uitlatingen, al dan niet via de (sociale) media, die op enigerlei wijze schadelijk kunnen zijn voor de eer en goede naam van [Y] , het Cornelius Haga Lyceum en de daarbij betrokken personen;
IV. [X] en [appellant] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij handelen in strijd met het jegens hen gevorderde, tot een maximum van € 100.000,- en hen te veroordelen in de proceskosten.
Voorts heeft de voorzieningenrechter [X] en en [appellant] verboden
*zich te begeven op het schoolterrein en in het schoolgebouw aan de [adres] ;
met bepaling dat zij een dwangsom aan de SIO verbeuren van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat één van hen handelt in strijd met het hiervoor onder uitgesproken verbod, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
een en ander met uitvoerbaar verklaring bij voorraad en met veroordeling van [X] en [appellant] in de proceskosten.
Grief 3 tot en met 9lenen zich voor gezamenlijke behandeling en richten zich, samengevat, tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat aannemelijk is dat in een bodemprocedure het ontslag besluit van 27 mei 2020 ten aanzien van [appellant] stand zal houden.
(i) dat in de oproep voor deze vergadering van 12 mei 2020 niet was vermeld dat zijn ( [appellant] ) ontslag als bestuurder op de agenda stond, maar dat dit pas op 26 mei 2020 aan de agenda is toegevoegd, hetgeen in strijd is met de artikelen 10 lid 3 en 12 lid 4 van de statuten;
(ii) dat het besluit niet is genomen met het krachtens artikel 12 lid 2 van de statuten voorgeschreven quorum aan stemmen.
Aan [appellant] kan worden toegegeven dat de oproep van 12 mei 2020 in strijd met artikel 10 lid 3 van de statuten niet het onderwerp van zijn ontslag behelst, zodat het besluit in beginsel op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW vernietigbaar is. Aan [appellant] komt evenwel een dergelijk beroep op vernietigbaarheid niet toe, nu hij geen belang hierbij heeft. Uit hetgeen hierna onder (ii) zal worden overwogen ten aanzien van uitleg van de statuten van SIO, volgt dat ten tijde van het ontslag van [appellant] de samenstelling van het bestuur zodanig was dat hij – hoe dan ook – zijn ontslag niet had kunnen voorkomen. Hiermee komt het belang te ontvallen aan zijn beroep op vernietigbaarheid wegens het feit dat de oproep van 12 mei 2020 niet het onderwerp van zijn ontslag behelsde. Daarbij komt dat de strekking van de artikelen 10 lid 3 en 12 lid 4 van de statuten is, dat de bestuurder in kwestie in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze op het voorgenomen ontslag kenbaar te maken en hieromtrent gehoord te worden. De advocaat van [appellant] heeft voorafgaand aan de vergadering van 27 mei 2020, bij e-mail van diezelfde ochtend inhoudelijk gereageerd op het voorgenomen ontslag en de zienswijze van [appellant] daarop kenbaar gemaakt, zodat ook om die reden [appellant] niet geschaad is in zijn belangen.
De grieven stellen verder de vraag aan de orde hoe in de statuten de verhouding tussen het algemeen bestuur enerzijds en de directeur-bestuurder anderzijds, is geregeld. De zienswijze van [appellant] houdt in dat onder “alle bestuursleden” in de zin van artikel 12 lid 2 van de statuten, mede de directeur-bestuurder verstaan moet worden. SIO stelt zich op het standpunt dat de artikelen 11 en 12 uitsluitend de leden van het algemeen bestuur betreffen. Indien de zienswijze van SIO juist is, brengt de destijds gekozen samenstelling van het Algemeen Bestuur (te weten: [Y] als voorzitter en [appellant] als enig ander lid van het Algemeen Bestuur) met zich mee, dat op grond van artikel 12 lid 2 van de statuten, een besluit tot ontslag van [appellant] genomen kon worden in een vergadering waarin alleen [Y] aanwezig was. [appellant] heeft betoogd dat, gelet op het bepaalde in artikel 4 lid 3 en lid 4 van de statuten, ervan uit moet worden gegaan dat de in de artikelen 11 en 12 genoemde bestuursbesluiten alleen genomen kunnen worden door het voltallige bestuur, derhalve inclusief de bestuurder-directeur. Nu [X] en [appellant] niet aanwezig waren op 27 mei 2020, kon geen geldig ontslagbesluit ten aanzien van hem, [appellant] , worden genomen, aldus [appellant] .
bestuurder) en anderzijds de taken van het Algemeen Bestuur. In het kopje van artikel 10 van de statuten is vermeld dat dit artikel de vergaderingen van het Algemeen Bestuur betreft. In het kopje van de artikelen 11 en 12 van de statuten is niet vermeld of deze artikelen alleen zien op besluitvorming door het Algemeen Bestuur of op besluitvorming door het volledige bestuur, inclusief de bestuurder-directeur. Anders dan door [appellant] betoogd, volgt hieruit echter niet zonder meer dat (dus) bedoeld is dat deze artikelen gaan over besluitvorming door het voltallige bestuur, dat wil zeggen inclusief de directeur-bestuurder.
algemeen(onderstreping hof) bestuur aanwezig dient te zijn om rechtsgeldig besluiten te kunnen nemen.
grieven 10 tot en met 12richt [appellant] zich tegen de bij het bestreden vonnis in reconventie tegen hem getroffen voorzieningen, te weten een gebiedsverbod ten aanzien van het schoolterrein en het schoolgebouw, en een verbod om contact te hebben met het personeel en de leerlingen van de school, de ouders van de leerlingen en andere bij de school betrokken personen. [appellant] heeft – samengevat – aangevoerd dat deze maatregelen een te ver gaande beperking op zijn bewegingsvrijheid en vrijheid van meningsuiting opleveren. Verder zou de in 6.6 geformuleerde dwangsom op overtreding van genoemde ge- en verboden onduidelijk zijn geformuleerd.
grieven 13 en 14falen.